e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostrum

Overzicht

Gevonden: 1901
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
het huwelijk ontbinden vaneengaan: vanéngaon (Oostrum) scheiden III-2-2
het vuur aansteken aansteken: ánstaeke (Oostrum), Gillie het dat vuurke ángestòkt  ánstaeke (Oostrum) aansteken || doen ontsteken/ vlam vatten III-2-1
het vuur doven uitdoen: Ge mòt de lámp ientieds uutdo‰n  uutdoēn (Oostrum) (uit)doven III-2-1
hete bliksem hete bliksem: hettenbliksem (Oostrum) stamppot van aardappelen met peren of appelen III-2-3
heup heup: heup (Oostrum) heup - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
hiel hak: hak (Oostrum) hak (hiel) [DC 01 (1931)] III-1-1
hij aardt naar zijn vader hij aardt naar zijn vader: he aet nao zien vaader (Oostrum), hi-j aardt noa zien vader (Oostrum), hij staalt op zijn vader: hej staalt op zie vader (Oostrum), hi-staalt óp zin vader (Oostrum) naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [DC 02 (1932)] III-2-2
hijswerktuig bij het stuikblok takel: tākǝl (Oostrum) Kraan of takel waarmee men zware, te stuiken werkstukken op kan hijsen om ze vervolgens op het stuikblok te laten vallen. In verschillende smederijen (o. m. in Q 99* en Q 111) was een dergelijk werktuig niet gebruikelijk. [N 33, 286] II-11
hoefbeslag hoefbeslag: huf˱bǝslax (Oostrum) De vier hoefijzers met de hoefnagels samen. Het hoefbeslag heeft tot doel afslijting van de hoef te voorkomen, een goede gang van het paard te bevorderen en, in de winter, het uitglijden tegen te gaan. [N 33, 359; monogr.] II-11
hoefijzer hoefijzer: huf˱īzǝr (Oostrum) IJzeren hoefbescherming, meestal in de vorm van de onderrand van de hoef. Het hoefijzer wordt doorgaans met behulp van hoefnagels aan de hoef bevestigd. Zie ook afb. 221 en het lemma ɛhoefijzer met speciale vorm of uitrustingɛ.' [N 13, 84; N 33, 352; L 35, 104; L 27, 6 add.; JG 1a; JG 1b; monogr.; Vld.] II-11