17570 |
hoofd |
hoofd:
hùət (L216a Oostrum),
kop:
kòp (L216a Oostrum)
|
hoofd [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
20767 |
hoofdkaas |
persvlees:
pársvlejs (L216a Oostrum, ...
L216a Oostrum)
|
hoofdkaas || zult
III-2-3
|
19654 |
hoofdkussen |
kafkussen:
kaafkusse (L216a Oostrum),
kopkussen:
kopkusse (L216a Oostrum)
|
hoofdkussen || hoofdkussen gevuld met kort stro
III-2-1
|
24344 |
hoofdluis |
luis:
luus (L216a Oostrum)
|
luis
III-4-2
|
32941 |
hooiboom |
wisboom:
wesbūm (L216a Oostrum)
|
Als de wagen volgeladen was, legde men vaak een lange boom over de lengte boven op de met hooi geladen wagen. Door deze boom met touwen aan de wagenbak vast te sjorren werd de lading stevig verankerd en kon er naar de boerderij gereden worden. Het boom werd dan met het touw (zie het volgend lemma) ofwel aan een vast aanhechtingspunt van de wagenbak verbonden, en door middel van een blok of een klos aangespannen (zie het lemma ''blok, klos''), ofwel aan een draaiende àndere boom die onder in de wagenbak was gemonteerd; zie de lemma''s ''vregelpaal'' en ''vregelknuppel''. Deze methode van laden met de hooiboom was echter niet overal gebruikelijk; in de volgende plaatsen werd uitdrukkelijk opgegeven dat men zònder boom, alleen met touwen de lading vastzette: L 192a, 267, 269, 269a (soms gebruikte men wèl een boom), 292, 293, 294, 295, 300, 328, 374, 381, 381b, 434, P 55, Q 10, 15, 19, 30, 32, 99*, 102, 117a, 192, 197, 222. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 17, 71; A 13, 18; A 34, 7; Gwn 7, 11; add. uit N 18, 140]
I-3
|
24325 |
hooiwagen |
hooiwagen:
höjwage (L216a Oostrum)
|
spin, soort
III-4-2
|
24169 |
hop |
hophap:
hoepháp (L216a Oostrum)
|
hop, vogel
III-4-1
|
25136 |
horizon |
einder:
aender (L216a Oostrum),
Opm. dit is J.V. (betekent jonger Venrays - is een nieuwere Venrayse benaming).
ejnder (L216a Oostrum)
|
einder, kim, horizon
III-4-4
|
32091 |
houtdraaier |
draaier:
drɛ̄jǝr (L216a Oostrum)
|
De vakman die op een houtdraaibank het werk van het houtdraaien verricht en vaak gespecialiseerd is in een bepaald soort werk. [N 47, 2; N 56, 88a-c; monogr.]
II-12
|
22183 |
houtduif |
houtduif:
haol(t)doēf (L216a Oostrum)
|
houtduif
III-4-1
|