e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostrum

Overzicht

Gevonden: 1901
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kikkervisje dikkop: dikkop (Oostrum) kikkervisje III-4-2
kin kin: kìn (Oostrum) kin [DC 01 (1931)] III-1-1
kind (algemene benaming) kind: kiend (Oostrum), kiĕnt (Oostrum), kind (Oostrum), kleinvolk: klaenvolk (Oostrum), kroost: kroeëst (Oostrum), mopje: möpke (Oostrum), nami: ook: vuilak, smeerpoets; vgl. fr. "ami"met slot-n van voorafgaand lidwoord  námmie (Oostrum), schoddervotje: =schudkontje; het achterste van het kind "schòddert  schòddervötje (Oostrum) benaming voor klein kind dat nauwelijks kan lopen || kind [DC 03 (1934)] || kinderen, afstammelingen || klein kind || klein kind (gekscherend) || kleine kinderen III-2-2
kind (troetelnaam) diertje: dierke (Oostrum), keutel: keutel (Oostrum), kindje: kieneke (Oostrum), olletje: oeleke (Oostrum), prulletje: prulleke (Oostrum), snobbel: snoebel (Oostrum), wormpje: wörmke (Oostrum) kind; koosnaam || klein kind; koosnaam III-2-2
kinder(wandel)wagen wandelwagen: wândelwage (Oostrum) kinderwagen zonder kap III-2-2
kinderstoel kakstoel: kákstoēl (Oostrum) kinderstoel, voorzien van een kleine (afsluitbare) po in de bodem III-2-1
kinds kinds: kiends (Oostrum), verdutseld: verdutseld (Oostrum), verdutsele (Oostrum), verkindst: verkiendst (Oostrum) dement, kinds || kinds zijn || kinds, dement || kinds, dement worden III-2-2
kinnebak kinnebakkes: kìnnəbàkkəs (Oostrum) kinnebak [DC 01 (1931)] III-1-1
kippen hennen: hęnǝ (Oostrum), kippen: kipǝ (Oostrum), tuten: tȳtǝ (Oostrum) De hennen of de hoenderen. De (vrouwelijke) kippen of hennen vormen de meerderheid in een kippenhok en geven hun naam aan het geheel. Zie afbeelding 8. [N 19, 37; RND 1; Wi 13; Wi 14; Wi 17; A 6, 1b; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 6, 20a; L 28, 35; L 22, 22; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; L 42, 5; L 44, 53; S 14; NE 2, I; Gwn 5, 14; Vld.; monogr.] I-12
kippensoep hennensoep: hennesoep (Oostrum) kippensoep III-2-3