24010 |
eerste communie |
eerste communie (<lat.):
iĕrstə kəmiĕnīē (L416p Opglabbeek)
|
De eerste H. Communie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
32956 |
eerste hooioogst |
eerste schaar:
īrstǝ šǭr (L416p Opglabbeek)
|
Hier zijn opgenomen de benamingen van de eerste hooioogst die zijn opgegeven in tegenstelling tot die voor de tweede hooioogst; wanneer de opgave hetzelfde was als die voor hooi in het algemeen, is deze niet hier, maar bij het lemma ''hooi'' ondergebracht. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. [N 14, 128a]
I-3
|
23253 |
eerste luiden voor de mis |
luiden:
⁄t lyt (L416p Opglabbeek)
|
Veelal wordt de kerkklok tweemaal gehoord voor men naar de mis gaat; hoe zegt men wanneer men ze voor de eerste maal hoort? [ZND 36 (1941)]
III-3-3
|
28510 |
eerste nazwerm |
endelaar:
eŋǝlę̄r (L416p Opglabbeek),
ę.ŋǝlę̄r (L416p Opglabbeek),
nazwerm:
nazwerm (L416p Opglabbeek)
|
De eerste nazwerm of met de voorzwerm meegerekend de tweede zwerm. Ze is kleiner dan de voorzwerm. Acht of tien dagen nadat de voorzwerm is weggevlogen, vliegt de tutende, nieuw uitgelopen en nog onbevruchte moer of koningin met een deel van het bijenvolk weg. In deze eerste nazwerm kunnen koninginnen zitten die allemaal nog onbevrucht zijn. Zij vormen ofwel nieuwe afsplitsingen ofwel zij bevechten elkaar op leven en dood, totdat er nog één koningin overblijft. Een volk kan slechts één koningin gebruiken. [N 63, 29c; N 63, 37b; N 63, 37e; JG 1a+1b; JG 2b-5; A 9, 6; monogr.]
II-6
|
21564 |
eerste opbod |
eerste bod:
ps. omgespeld volgens Frings.
īrstəboͅt (L416p Opglabbeek)
|
de eerste verkoping i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen, waarbij bij opbod wordt geboden [den inzet?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
29027 |
eerste pas |
eerste troggel:
eerste troggel (L416p Opglabbeek),
halve klaar:
halvǝ klār (L416p Opglabbeek)
|
De eerste, ruwe pas waarvoor het colbert geheel in elkaar moet worden geregen zonder voering. Volgens de informant van K 361 is er maar één pas. [N 59, 76a]
II-7
|
33121 |
eerste rij schoven van het dorsbed |
bed:
[bed] (L416p Opglabbeek)
|
De meest gebruikelijke inrichting van het dorsbed bestaat uit één lange rij schoven, in de lengterichting van de dorsvloer achter elkaar gelegd, en daarop een tweede laag die bestaat uit twee rijen, met de koppen van de schoven naar elkaar toegekeerd, zodat de aren op de eerste, ondersterij rusten. In dit lemma staan de benamingen van de eerste, onderliggende rij bijeen, die in lengterichting achter elkaar liggen. Opmerkenswaard (en elders ongebruikelijk) is hetgeen de zegsman van L 330 opgeeft: "drie of vier schoven werden losgemaakt en uitgespreid over de dorsvloer voordat het eigenlijke bed van twee rijen schoven met de koppen naar elkaar toe werd gelegd". Voor de fonetische documentatie van de woord(delen) [bed] en [brei], zie het lemma ''dorsbed, de laag schoven op de dorsvloer'' (6.1.16). Zie ook afbeelding 11, a.' [N 14, 17a; JG 1c, 2c; monogr.]
I-4
|
24517 |
eetbare paddestoel |
truffel:
tròfel (L416p Opglabbeek)
|
eetbare paddestoel
III-4-3
|
20520 |
eetbare slak |
slek:
slèkke (L416p Opglabbeek)
|
slak; Hoe noemt U: Een eetbare slak (karakol, kreukel) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19739 |
eetkamer |
eetkamer:
èètkamer (L416p Opglabbeek)
|
eetkamer
III-2-1
|