e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opglabbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
etalage vitrine (fr.): vitriṇ (Opglabbeek) de grote winkelruit waarachter men zijn waren uitgestald heeft [vitrine, etalage] [N 89 (1982)] III-3-1
eten (ww.) eten: ēͅtə (Opglabbeek), ète (Opglabbeek), éétə (Opglabbeek), Dèè kan ète wi-j einen heimejjer: Die kan bijzonder goed eten  ète (Opglabbeek) eten [RND], [ZND 25 (1937)] III-2-3
etensresten knauweltjes: knawəlkəs (Opglabbeek) Etensresten, overschotjes (orte?) [N 16 (1962)] III-2-3
etter etter: ettər (Opglabbeek), zweersel: zwêrsəl (Opglabbeek) etter (van een wonde, enz.) [ZND 01u (1924)] III-1-2
evangelie evangelie: deevangelie (Opglabbeek), evangelie (Opglabbeek) De tweede lezing, het evangelie [t evangillie, evangjillióm?]. [N 96B (1989)] III-3-3
evenaar, tweespanszwenghout dobbele [eghaam]: dǫbǝlǝ(n) [eghaam] (Opglabbeek) De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.] I-2
evene evie: īǝ.vi (Opglabbeek) Avena strigosa Schreber. Schrale haver, lichte soort haver, waarvan de korrels niet zo groot worden als die van de Avena sativa L. (zie het lemma ''haver'', 1.2.5) en waarvan de teelt al in de vijftiger jaren in Limburg verdwenen was. In het eerste lid van de samenstelling ossehaver ligt het bijbegrip van iets van een mindere kwaliteit besloten; het staat dan ook tegenover paardehaver: de gewone haver. Zie voor de fonetische documentatie van het woord [haver] het lemma ''haver'' (1.2.5). Zie afbeelding 1, c. [JG 1a, 1b; L 35, 102; monogr.; add. uit A 2, 31] I-4
fakkel fakkel: fakkəl (Opglabbeek), (lónt, indien van stof gemaakt)  fàkkel (Opglabbeek), toorts: tūūrts (Opglabbeek) In een licht ontvlambare stof gedrenkt stuk hout als verlichtingsmiddel (fakkel, toorts, askel, lont) [N 79 (1979)] III-2-1
familie familie: fəmeelīē vàn déé kànt (Opglabbeek), fəmeelĭĕ (Opglabbeek), volk: vuik (Opglabbeek) familie || het geheel van bloedverwanten van dezelfde naam [familie, volk, parentatie, vriend] [N 87 (1981)] || verwant; wij zijn niet verwant [ZND 11 (1925)] III-2-2
fanfare fanfare: fanfaar (Opglabbeek) Een muziekkorps dat bestaat uit koperen blaasinstrumenten en slagwerk [fanfare, fanfaar, muziek]. [N 90 (1982)] III-3-2