e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opglabbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gemene vrouw canaille (fr.): Fr. canaille  kenalie (Opglabbeek), hoort men soms ook Fr.canaille  kernalie (Opglabbeek), kwaad wijf: dɛs ə kaot wīf (Opglabbeek), kwade heks: t es ən kaoi hɛks (Opglabbeek), pekelteef: pekelteef (Opglabbeek), ros: De körmeszenger vroog aan de òmstoanders: Wèè hèèt er begot mi-jn ros geziên  ros (Opglabbeek), spook: Syn eine puuk  spuuk (Opglabbeek) Dat is een kwaad wijf. [ZND 08 (1925)] || een scheldwoord betreffende een moreel minderwaardig vrouwmens || kwaadaardige vrouw, kanalje, feeks || lelijke en venijnige vrouw || t Is een venijn (kwaad wijf). [ZND 08 (1925)] || vrouwelijk wezen met een slecht karakter III-1-4
genezen beter: beter (Opglabbeek), genezen: gənēͅzə (Opglabbeek, ... ), juist een nieuwe zijn (ww.): də bəs jŭŭst ənə nŭŭwə (Opglabbeek), zich herpakken (ww.): də həbs dich gōēd hérpàkt (Opglabbeek) genezen [ZND m] || genezen (ww) [ZND A1 (1940sq)] || genezen: De zieke is vandaag een beetje (een weinig) beter [ZND 44 (1946)] || Genezen: hersteld, beter (klaar). [N 84 (1981)] III-1-2
gepensioneerd (zijn) gepensioneerd: znd 35, 65  chəpénsjonért (Opglabbeek) gepensioneerd; hij is -; op pensioen gesteld [ZND 35 (1941)] III-2-2
geraamte geraamte: gərēͅmtə (Opglabbeek) een geraamte [ZND 01u (1924)] III-1-1
gereed gereed: Ich bön nog neet gereid möt mee werk  gereid (Opglabbeek), klaar: klōͅr (Opglabbeek), tiêge de middig kan ich möt det werkske kloar zeen  kloar (Opglabbeek), kompleet: di-j verzameling waas eindelik kòmpliêt  kòmpliêt (Opglabbeek), vaardig: vēͅrdix (Opglabbeek), Voilà, det werkske is alweer vèrig  vèrig (Opglabbeek) afgewerkt || gereed, af || klaar [ZND A2 (1940sq)] || klaar,af || vaardig [ZND A1 (1940sq)] || volledig, af III-1-4
geren godet knippen: godet knippen (Opglabbeek), uitgeren: uitgeren (Opglabbeek) Stof schuin laten uitlopen of spits uitlopende stroken aanbrengen om het kledingstuk ruimer te maken. [N 59, 187; N 62, 11b; N 62, 11a; S 10] II-7
gerieflijk gerieflijk: ej gərēflek hy(3)̄s (Opglabbeek) Gerieflijk huis. [ZND 35 (1941)] III-1-4
gerookt spek gerookt spek: inz. voor vleeswaren gereikte sjònk gereikt spek  gereikt spek (Opglabbeek) gerookt III-2-3
gerookte paling gerookte paling: geruikte paoling (Opglabbeek) panpaling; Hoe noemt U: Een gerookte panpaling [N 80 (1980)] III-2-3
gerst gerst: gars (Opglabbeek), garst (Opglabbeek), gɛrst (Opglabbeek) Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.] I-4