33310 |
hark, algemeen |
ijzeren reek:
īzǝrǝ rē̜k (L416p Opglabbeek),
krabber:
krabǝr (L416p Opglabbeek),
reek:
rē̜.k (L416p Opglabbeek),
reekje:
rē̜kskǝ (L416p Opglabbeek)
|
Gereedschap dat dient om uitgetrokken onkruid bijeen te trekken, afgevallen bladeren te verzamelen, de tuinpaden, het erf en het grind aan te harken, de grond fijn te maken, enz. Het bestaat uit een ijzeren kam van doorgaans ongeveer 30 cm breedte met korte licht gebogen tanden, bevestigd aan een lange steel. Bedoeld is hier het algemene stuk gereedschap dat met name in de moestuin en op het erf wordt gebruikt voor de vele boven opgesomde doeleinden. Specifieke harken met eigen benamingen komen in het lemma Bijzondere Harken aan bod. [N 18, 94; JG 1a, 1b, 2c; A 2, 44; A 28, 1a; A 34, 2a; L 1, a-m; L B2, 239; Lu 6, 1a; S 12; Gwn 8, 4; monogr.; add uit N 14, 97b; N 15, 4; N 18, 93 en 95; N J, 5]
I-5
|
33309 |
harken, werken met de hark |
opkrabben:
ǫpkrabǝ (L416p Opglabbeek),
opkrabberen:
ǫpkrabǝrǝ (L416p Opglabbeek),
reken:
rē̜kǝ (L416p Opglabbeek)
|
Zie de toelichting bij het lemma Hark, Algemeen. Object van kleinmaken is: kluiten, harde grond; object van zuivermaken is: het bed, de tuin. [JG 1a, 1b; A 28, 1b; L 1, a-m; Lu 6, 1b; S 12; monogr.; add. uit N 15, 3]
I-5
|
33825 |
harmonisch van bouw |
gesloten:
gǝslȳtǝ (L416p Opglabbeek),
getrokken:
gǝtrǫkǝ (L416p Opglabbeek),
kort:
kǫrt (L416p Opglabbeek)
|
Gezegd van een goed gebouwd paard, met korte, gesloten en gevulde flanken. [N 8, 64a]
I-9
|
24710 |
hars |
terpentijn:
terpetien (L416p Opglabbeek),
WBD/WLD
terpətíen (L416p Opglabbeek)
|
hars [ZND 01 (1922)] || Het kleverige plantensap vooral van naaldbomen, dat in de lucht hard wordt (hars, terpentijn, denne-olie, vogeltjeszeep). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17780 |
hart |
hart:
hart (L416p Opglabbeek, ...
L416p Opglabbeek,
L416p Opglabbeek)
|
hart [RND], [ZND m] || Holle spier in de borst die door pulserende bewegingen de bloedsomloop gaande houdt. [N 28, 88a]
I-11, III-1-1
|
21497 |
hartelijk |
goed:
zə hebən əs chōt oͅntfaŋən (L416p Opglabbeek),
hartelijk:
zə hebən əs hartəleͅk oͅntfaŋən (L416p Opglabbeek)
|
Ze hebben ons gul (hartelijk, vriendelijk, enz) ontvangen. [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
22758 |
harten in het kaartspel |
harten:
(h)artən (h)əst (L416p Opglabbeek),
harten (L416p Opglabbeek, ...
L416p Opglabbeek),
harten (h)aas (L416p Opglabbeek),
harten haost (L416p Opglabbeek),
herten (h)aas (L416p Opglabbeek),
herten oast (L416p Opglabbeek)
|
Harten: harten aas (in het kaartspel). [ZND 19A (1936)] || Harten: Harten is troef (kaartspel). [ZND 42 (1943)] || Harten: Harten is troef. [ZND 08 (1925)]
III-3-2
|
18090 |
hartinfarct |
beslag:
beslaag (L416p Opglabbeek),
hartinfarct:
hártinfárkt (L416p Opglabbeek)
|
Hartinfarct: bloeding in de hartspier met verstopping van de kransslagader (hartverlamming, beslag, infarct, attaque). [N 107 (2001)] || Hartinfarct: bloeding in de hartspier met verstopping van de kransslagader (vang, kramp, infarct, hartverlamming). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21458 |
haten |
haten:
hate (L416p Opglabbeek, ...
L416p Opglabbeek),
hātən (L416p Opglabbeek)
|
Haten. [ZND 26 (1937)]
III-3-1
|
32977 |
haver |
haver:
hā.vǝr (L416p Opglabbeek)
|
Avena sativa L. Men zaait ongeveer 200 kg haver per hectare. Zie afbeelding 1, b. [JG 1a, 1b; A 2, 31; L 35, 101; L lijst graangewassen, 3; Wi 50; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|