29817 |
holle steen |
dallesteen:
dalstęjn (L416p Opglabbeek)
|
Metselsteen die niet massief is. Holle stenen kunnen diverse vormen en afmetingen vertonen en worden onder meer gebruikt voor gewelven, zolderingen en lichte tussenmuren. Ze worden ook toegepast bij het opmetselen van rookkanalen en luchtkokers. Zie ook afb. 27. Het betreft daar een holle spie- of boogsteen. De woordtypen zwemsteen (L 289) en zwembrik (Q 12) verwijzen naar het feit dat holle stenen licht van gewicht kunnen zijn door het gebruik van poreuze grondstoffen als natuurbims, kunstbims of gegranuleerde hoogovenslakken; als bindmiddel wordt dan hydraulische kalk, cement of een mengsel van beide toegepast. [N 30, 54c]
II-8
|
24323 |
hom |
melk:
WBD/WLD ?
mələk (L416p Opglabbeek)
|
Hoe noemt u het voortplantignsvocht van mannelijke vissen (hom, melk, geiltje) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24324 |
hommel |
hommel:
ook in ZND 01, a-m
hommel (L416p Opglabbeek),
WBD/WLD
hōēməl (L416p Opglabbeek)
|
Hoe noemt u een soort bij: groot, breed gebouwd en meestal kleurig behaard (bruinrood of geel) (hommel) [N 83 (1981)] || hommel [ZND 27 (1938)]
III-4-2
|
20524 |
homp brood |
fond:
fong (L416p Opglabbeek),
fòn-g (L416p Opglabbeek),
indien gesneden
fóng (L416p Opglabbeek),
homp:
homp (L416p Opglabbeek),
hōmp (L416p Opglabbeek),
indien gescheurd
hómp (L416p Opglabbeek),
spie:
indien gesneden
spi-j (L416p Opglabbeek),
tomp:
indien gescheurd
tómb (L416p Opglabbeek)
|
homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25062 |
homp, brok, klont |
klot:
klot (L416p Opglabbeek)
|
kluit [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
19784 |
hond |
hond:
hoent (L416p Opglabbeek),
hont (L416p Opglabbeek),
hoͅnt (L416p Opglabbeek, ...
L416p Opglabbeek)
|
hond [ZND 01 (1922)], [ZND 08 (1925)], [ZND 21 (1936)], [ZND m]
III-2-1
|
19782 |
hondenhok |
hondkooi:
hòndkuuj (L416p Opglabbeek),
hondskooi:
hòndskuuj (L416p Opglabbeek)
|
hondenhok
III-2-1
|
34567 |
hondenkar |
hondskar:
honskar (L416p Opglabbeek),
hūnskar (L416p Opglabbeek)
|
Kleine kar die door een hond getrokken wordt en die voornamelijk gebruikt werd voor het vervoer van allerlei kleine hoeveelheden. [N 17, 15a; JG 1a; N G, 51; monogr]
I-13
|
21622 |
honderd frank |
stuk van honderd:
ps. omgespeld volgens Frings.
ə steͅk van honərt (L416p Opglabbeek),
stuk van honderd frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
steͅk van hūnərt fraŋ (L416p Opglabbeek)
|
100 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20614 |
honger hebben |
honger hebben:
hoŋər həbə (L416p Opglabbeek)
|
honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)]
III-2-3
|