e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opglabbeek

Overzicht

Gevonden: 5774
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bestelde mis betaalde mis: betaalde mes (Opglabbeek), voorbehouden mis: vierbehouwe mes (Opglabbeek) Een mis die gelezen wordt op verzoek van de gelovigen. [N 96B (1989)] III-3-3
bestendig weer het weer staat vast: steit vàst (Opglabbeek), lucht voor de oogst: (= lucht voor de oogst).  lòcht vīēr den uigst (Opglabbeek), open weer: y(3)̄ipə (Opglabbeek), staand weer: staonde wéér (Opglabbeek), stōͅndə (Opglabbeek), vast (weer): vàst wēͅr (Opglabbeek), vast weer  vàst wēͅr (Opglabbeek) bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)] || lucht die vast, bestendig weer betekent [hooilucht, vaste lucht] [N 81 (1980)] III-4-4
besvrucht, algemeen beer: biêr (Opglabbeek), WBD/WLD  bīērə (Opglabbeek) bes, bei || Een vlezige sapige vrucht die aan een struik groeit (bes, bizzem, bezie, beer, bees, bezing, baaie). [N 82 (1981)] I-7
betalen betalen: vir konən tə bətālə (Opglabbeek), overkomen: ps. omgespeld volgens Frings.  īvərky(3)̄mə (Opglabbeek), īəvərkomə (Opglabbeek) Betalen, over de brug komen [afschieten?] [N 21 (1963)] || Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)] III-3-1
beteuterd uit zijn lood: he stoen hiel ût zie loeud geslagen (Opglabbeek), ook materiaal znd 32, 67  he stoen hiel ût zie loeud geslege (Opglabbeek), verlegen: hēͅ stont veͅrlēͅgə (Opglabbeek), ook materiaal znd 32, 67  veͅrlēͅgə (Opglabbeek), verslagen: verslagen (Opglabbeek), ook materiaal znd 32, 67  verslagen (Opglabbeek) beteuterd, onthutst [ZND 01 (1922)] || hij stond beteuterd, onthutst [ZND 32 (1939)] III-1-4
beton beton: bǝtuŋ (Opglabbeek) Een mengsel van cementspecie met een grove toeslag, bijv. grind, steenslag of bims, dat in bepaalde verhouding onder toevoeging van water wordt gemengd en tot een steenachtige massa verhardt. Een betonmengsel van één deel cement, twee delen zand en drie delen kiezel werd in L 321 een 'missing' ('meseŋ'), van 'missen' ø̄mengenø̄, genoemd. [N 30, 47a; N 30, 50; monogr.] II-9
beton storten betonneren: bētonērǝ (Opglabbeek) De aangemaakte vloeibare beton in de bekisting gieten. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(beton)' het lemma 'Beton'. [N 30, 51c] II-9
betonhouw betonhaak: bǝtuŋhǭk (Opglabbeek) Riek waarvan de twee tanden loodrecht op de steel staan. Het werktuig wordt gebruikt bij het maken van beton om de verschillende bestanddelen dooreen te mengen. Zie ook afb. 24. [N 30, 49; monogr.] II-9
betonijzer betonijzer: [beton]īzǝr (Opglabbeek) Metalen staven die in het beton worden aangebracht. Beton dat op deze wijze is versterkt, kan beter de erop uitgeoefende buig- en trekspanningen opnemen. De afzonderlijke staven van betonijzer noemde men in Q 83 'ijzers' ('ęjzǝrs'). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(beton)-' het lemma 'Beton'. [N 30, 51b] II-9
betonmolen betonmolen: [beton]mīlǝ (Opglabbeek) Toestel dat wordt gebruikt bij het aanmaken van met name grote hoeveelheden betonspecie. De betonmolen bestaat uit een peer- of cilindervormige mengtrommel met een nuttige inhoud van 50 tot 1000 liter die door een een elektromotor of een verbrandingsmotor wordt aangedreven. In de mengtrommel zijn schoepen aangebracht die tijdens het ronddraaien van de trommel de betonspecie mengen. Boven de molen is een waterreservoir geplaatst waaruit de vereiste hoeveelheid water automatisch aan het mengsel wordt toegevoegd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(beton)-' het lemma 'Beton'. [N 30, 50; monogr.] II-9