33749 |
castreren |
knijpen:
knīpǝn (L416p Opglabbeek),
pitsen:
petsǝ (L416p Opglabbeek),
snijden:
sni ̞.i̯ǝ (L416p Opglabbeek),
snii̯ǝ (L416p Opglabbeek),
snīi̯ǝ (L416p Opglabbeek),
snīi̯ǝn (L416p Opglabbeek),
snīǝ (L416p Opglabbeek)
|
Een mannelijk paard onvruchtbaar maken door de teelballen weg te snijden; men spreekt dan van een ruin. Vgl. het lemma ''ruin'' (2.1.3). [JG 1a, 1b; N 8, 60] || Het varken onvruchtbaar maken. Mannelijke varkens castreert men door ze de teelballen weg te nemen. [N 76, 44; JG 1a, 1b; monogr.] || In dit lemma worden twee manieren van castreren onderscheiden: A. onvruchtbaar maken door de teelballen weg te nemen, weg te snijden of te kwetsen, en B. onvruchtbaar maken door de teelballen af te binden of af te knijpen.. [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.]
I-11, I-12, I-9
|
23886 |
catechismus |
catechismus:
kátəgismus (L416p Opglabbeek)
|
De katechismus, de christelijke leer, de kristenleer, de kinderleer [de kienderlieër, kristelier]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23887 |
catechismusboekje |
catechismusboekje:
kátəgismusbeekskə (L416p Opglabbeek)
|
Het boekje [kategèssemes, kategèsm, katejismes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23889 |
catechismusles |
catechismusles:
kátəgismusləs (L416p Opglabbeek)
|
Het onderricht, katechismusles in de kerk of op school. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18431 |
ceintuur |
band:
bandj (L416p Opglabbeek),
bandje:
bentjə (L416p Opglabbeek),
buiksriem:
[boksriem, rk]
bŏĕksreem (L416p Opglabbeek)
|
Hoe noemt U: een ceintuur (band, sjerp?) [N 62 (1973)]
III-1-3
|
29989 |
cement |
cement:
sǝmɛnt (L416p Opglabbeek)
|
Een snel verstenend bindmiddel, doorgaans in poedervorm, dat ontstaat door vermenging van kalk- en leemhoudende stoffen die onder hoge temperatuur versinterd zijn. Het bezit de eigenschap door toevoeging van water zowel onder water als aan de lucht te verharden. [N 30, 35a; N 30, 35b; monogr.]
II-9
|
32895 |
cementen strekel |
cementen streek:
sǝmę.ntǝ [streek] (L416p Opglabbeek)
|
Houten lat van ongeveer 40 cm., waarop aan beide zijden een laagje cement (amaril) is aangebracht. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 9, nummer 4. Waar het woord(deel) streek of strekel identiek is aan de opgave voor "strekel" in dezelfde plaats, wordt door middel van de notatie (streek) of (strekel) voor de fonetische documentatie verwezen naar het lemma ''strekel''. [JG 1a, 1b; add. uit N 18, 80 en 82]
I-3
|
29999 |
cementmortel |
mortel:
mǫrtǝl (L416p Opglabbeek)
|
Mortel, bestaande uit cement en zand. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(mortel)', '-(spijs)', etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 37e; monogr.]
II-9
|
21451 |
cent |
cent:
ps. omgespeld volgens Frings.
seͅnt (L416p Opglabbeek, ...
L416p Opglabbeek)
|
cent, een ~ [ook oudere woorden als sans?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21539 |
centiem |
halve cent:
ps. omgespeld volgens Frings.
hawvə seͅnt (L416p Opglabbeek),
nən hōͅu̯və seͅnt (L416p Opglabbeek)
|
koperen munt van 1 centiem [N 21 (1963)]
III-3-1
|