33774 |
langwerpige streep van voorhoofd tot neus |
streep:
strī.p (Q010p Opgrimbie)
|
Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b]
I-9
|
25079 |
langzaam, traag |
langzaam:
lansəm (Q010p Opgrimbie)
|
Langzaam. Dat gaat langzaam [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
19599 |
lantaarn |
lantaarn:
lantēͅr (Q010p Opgrimbie),
lucht:
lox (Q010p Opgrimbie)
|
lantaarn [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
19297 |
lastig (werken) |
lastig:
ook materiaal znd 30, 02
lēͅstəx (Q010p Opgrimbie)
|
lastig [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
17814 |
laten |
laten:
lōͅ:tə (Q010p Opgrimbie),
lōͅtə (Q010p Opgrimbie)
|
laten [ZND 01 (1922)], [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
24990 |
lauw |
lauw:
laiw (Q010p Opgrimbie)
|
Lauw. Lauw water [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
20479 |
leeftijd, ouderdom |
oude dag:
aawəndach (Q010p Opgrimbie),
ouder:
aawər (Q010p Opgrimbie)
|
ouderdom [ZND 05 (1924)]
III-2-2
|
24973 |
leeg, niets bevattend |
leeg:
lēͅx (Q010p Opgrimbie)
|
Leeg. Mijn glas is ledig [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
18920 |
leegloper |
leegloper:
ook materiaal znd 30, 4
lēͅxlow.pər (Q010p Opgrimbie),
lēͅxloͅypər (Q010p Opgrimbie),
niksnutser:
ook materiaal znd 30, 4
néksnòetsər (Q010p Opgrimbie)
|
leegloper [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
24931 |
leem, pijpaarde |
leem:
leͅjm (Q010p Opgrimbie)
|
leem [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|