e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opgrimbie

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trapleuning leen: lē̜n (Opgrimbie) Geprofileerde lijst die bij het op- en afgaan van de trap als steun kan worden gebruikt. De trapleuning wordt boven de buitenboom tegen de muur aangebracht of boven de binnenboom op balusters bevestigd. [N 55, 136; Wi 13b; L 12, 6; L 37, 31; monogr.] II-9
trechter trechter: trɛxtər (Opgrimbie) trechter [ZND 08 (1925)] III-2-1
treiteren koeioneren: kūəjənerə (Opgrimbie), kreiten: kreͅitə (Opgrimbie), kwellen: gəkwolə (van de vox!) (Opgrimbie), plagen: plōͅgə (Opgrimbie), zachter  plōͅgə (Opgrimbie), treiteren: trēͅtərə (Opgrimbie) Hoe zegt men "iemand plagen, tergen, kreten"? [ZND 36 (1941)] || Iemand kwellen, plagen (geef gelijkbetekenende woorden op). [ZND 29 (1938)] || kwellen [ZND 01 (1922)] III-1-4
trekhaken, -ogen stroppen: strøpǝ (Opgrimbie) IJzeren haken of ogen die aan de voorkant van het haam aan de haamijzers of treiten bevestigd zijn, op elke haamspaan een. Aan die haken of ogen worden de strengen bevestigd waarmee het paard trekt. Er zijn hamen met ogen, dan hebben de strengen aan het uiteinde haken, heeft het haam daarentegen haken, dan zijn de strengen aan het uiteinde van ogen voorzien. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 6a en 6b; N 36, 12] I-10
trekharmonica monica: mōnəka (Opgrimbie), mōnəkā (Opgrimbie) Harmonica. [ZND 01 (1922)] || Hoe heet het populaire muziekinstrument, dat uit een vierkante blaasbalg bestaat, die met beide handen wordt ineengedrukt of uitgetrokken, terwijl de vingers toesten neerdrukken? [ZND 26 (1937)] III-3-2
trekken trekken: trekə (Opgrimbie) wij trekken [ZND 08 (1925)] III-1-2
trekschei schei: šęi̯ (Opgrimbie) De eerste van de verbindingscheien tussen de berries. Aan de uitstekende delen schei werden vaak de trekkettingen of de strengen vastgemaakt met behulp van platte, gebogen ijzers. Zie ook het lemma uitstekende delen van de trekschei en in WLD I.10, het lemma strengen. Zowel het feit dat er opgaven in het meervoud voorkomen als de opmerking van de correspondent uit Q 111 wijzen erop dat ook de tweede schei als trekschei gebruikt wordt: "het vastmaken van de strengen is hier gebruikelijk aan het tweede balkje indien licht geladen, anders aan het eerste balkje". Opmerking bij de kaart: er zijn vier benamingen die op het eerste zicht samenstellingen zijn van de plaatselijke benaming voor "streng" (hacht, kling, klink en trek). De verspreiding van "trekschei" stemt echter hoegenaamd niet overeen met de verspreiding van trek voor "streng", wat doet besluiten dat het hier om een samenstelling met een deverbativum van het werkwoord trekken gaat (vgl. hiervoor kaart 16 van wld I.10). [N 17, 25a; N G, 58b; JG 1a; JG 1b] I-13
treuzelen drenseleren: treͅnsəlērə (Opgrimbie), drenteleren: treŋəlīrə (Opgrimbie), trɛenəterə (Opgrimbie) Die jongen kan treuzelen (hij doet alles langzaam en verdroomt zijn tijd; geef de gemeenzame dialectwoorden en uitdrukkingen aan om dit uit te drukken). [ZND 37 (1941)] || Hij zit daar te treuzelen (talmen, zeer langzaam handelen). [ZND 08 (1925)] || wat zegt ge van iem. die zeer langzaam werkt ? Hij zit daar te ... (sammelen, teuten, nisselen, enz.) [ZND 42 (1943)] III-1-4
troef troef: troef (Opgrimbie), trōēf (Opgrimbie) Troef: Harten is troef (kaartspel). [ZND 42 (1943)] || Troef: Harten is troef. [ZND 08 (1925)] III-3-2
trommelzucht opgelopen (volt. deelw.): ǫpxǝlǫu̯pǝ (Opgrimbie) Een sterke gasophoping in de pens bij koeien vooral veroorzaakt dor het eten van nat of bedauwd gras en klaver. Deze trommelzucht belet, door druk op de longen, de ademhaling en leidt tot hevige benauwdheid die de dieren kan doen stikken (Berns 1983, blz. 129). Zie ook het lemma ''trommelzucht'', ''meteorisme'' in wbd I.3, blz. 468-471. [N 3A, 90; L 23, 1c; A 48A, 6; N C add.; monogr.] I-11