33595 |
tros vruchten |
bussel:
bussel (Q010p Opgrimbie),
tros:
tros (Q010p Opgrimbie)
|
tros [ZND 32 (1939)]
I-7
|
19317 |
trots |
groots:
gry(3)̄ətš (Q010p Opgrimbie),
gryətš (Q010p Opgrimbie)
|
groots [ZND 24 (1937)]
III-1-4
|
34289 |
tuieren |
tuieren:
tuieren (Q010p Opgrimbie)
|
Een koe of geit laten grazen aan een touw dat met een paal in de grond bevestigd is. Men doet dit om het af te grazen stuk grasland te beperken. [N 3A, 14h; N 14, 71; L 27, 5; A 17, 20; JG 1c, 2c; Vld.; monogr.]
I-11
|
34293 |
tuierpaal |
stap:
stap (Q010p Opgrimbie)
|
De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71]
I-11
|
19772 |
tuin |
moestem:
m‧ōsəm (Q010p Opgrimbie),
hof = geisoleerd: hofstede
m‧ōsəm (Q010p Opgrimbie)
|
hof [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)]
III-2-1
|
33542 |
tuinkervel |
kelver:
kelver (Q010p Opgrimbie)
|
kervel [ZND 01 (1922)]
I-7
|
33263 |
tweede klaversnede |
kleezaad:
klīzōt (Q010p Opgrimbie)
|
Zoals het nagras meestal van betere kwaliteit is dan de eerste snede, zo is ook de tweede snede klaver een gezochte soort groenvoer. Vergelijk aflevering I.3, paragraaf 6: Nagras. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [JG 1c, 2c; monogr.]
I-5
|
23251 |
tweede luiden voor de mis |
trumpen:
kwartier voor aanvang, alleen met klepel
trømpə (Q010p Opgrimbie)
|
Veelal wordt de kerkklok tweemaal gehoord voor men naar de mis gaat; hoe zegt men wanneer men ze voor de tweede maal hoort? [ZND 36 (1941)]
III-3-3
|
20427 |
tweeling |
tweeling:
twīəlen (Q010p Opgrimbie),
twīərleŋ? (Q010p Opgrimbie),
twîêleng (Q010p Opgrimbie)
|
tweeling [ZND 08 (1925)], [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
33998 |
twijg |
wisje:
weškǝ (Q010p Opgrimbie)
|
Vaak wordt in plaats van een zweep ook een twijg gebruikt om het paard aan te vuren. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|