e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opgrimbie

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ui, ajuin un: hun (Opgrimbie), ø̄n (Opgrimbie, ... ), unne: ønə (Opgrimbie) ajuin [ZND 01 (1922)] || ajuin (sg) [Goossens 1b (1960)] || een ajuin [ZND 43 (1943)] I-7
uier uier: y.u̯ǝr (Opgrimbie), yu̯ǝr (Opgrimbie), ȳǝ.r (Opgrimbie), øi̯ǝr (Opgrimbie) [JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b]De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] || Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b] I-11, I-12, I-9
uit de as gezeefde kolen oudding: \"aser‹oj\"is het overblijfsel van kolen dat uit de kachel komt, daaruit wordt \"awdenk\' geraapt dat nog eens kan branden.  awdenk (Opgrimbie) Hoe heet het overblijfsel van verbrande kolen dat nog eens kan branden ? [ZND 42 (1943)] III-2-1
uiteenploegen uitereenvaren: ūtǝręi̯.nvã.rǝ (Opgrimbie) Manier van ploegen (met een "enkele" ploeg), waarbij de voren in de richting van de zijkanten van de akker worden omgekeerd. Nadat men aan een van beide zijden de eerste voor heeft geploegd, laat men de ploeg slepend over de wendakker gaan naar de andere zijde, om daar de tweede voor te ploegen. Via de andere wendakker verplaatst men zich weer naar de overzijde. Achtereenvolgens ploegt men nu de 3e voor tegen de Ie, de 4e tegen de 2e, enz. Terwijl de sleepweg van de ploeg over de wendakkers steeds korter wordt, komen de beide voren dichter bij elkaar te liggen, totdat zij midden op de akker bij elkaar komen en daar een greppel of laagte vormen. Voor de termen aanschieten op de reen en op de reen beginnen zie men ook het lemma de eerste voor ploegen, onder C. [N 11, 48; N 11A, 121a; JG 1a + 1b; A 33, 1a + b; monogr.] I-1
uitglijden uitglitschen (<du.): utgleetšə (Opgrimbie), uitschampen: utšampə (Opgrimbie) uitglijden [ZND 24 (1937)] III-1-2
uitkomen uitkomen: ū.tkō.mǝ (Opgrimbie) Het boven de grond uitkomen van het gekiemde zaadkorreltje. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit S 17] I-4
uitnodigen voor een begrafenis bidden: bedə (Opgrimbie), beien (Opgrimbie) uitnodigen (voor begrafenis) [ZND 32 (1939)] III-3-1
uitschelden schelden: šelə (Opgrimbie), uitpoetsen: ūtpotsə (Opgrimbie) Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)], [ZND 34 (1940)] III-3-1
uitspannen uitspannen: ū.tspanǝ (Opgrimbie) Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.] I-10
uitwijken uitwijken: ū.twi.kǝ (Opgrimbie) Als de weg smal is en er komt van de tegenovergestelde zijde een kar af, dan zullen beide voertuigen moeten uitwijken. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10