24305 |
bloedzuiger |
echel:
exel (Q010p Opgrimbie),
ɛxəl (Q010p Opgrimbie)
|
bloedzuiger [ZND 01 (1922)], [ZND 33 (1940)]
III-4-2
|
24470 |
bloei |
bloei:
blōi̯ (Q010p Opgrimbie)
|
Opgaven voor de uitdrukking "in (de) bloei staan"; het zelfstandig naamwoord. [L 32, 76; monogr.]
I-4
|
24523 |
bloeien |
bloeien:
blø̄i̯ǝ (Q010p Opgrimbie),
blōi̯ǝ (Q010p Opgrimbie),
eine bloum bleuit (Q010p Opgrimbie),
in de bloei zijn:
eͅn də blōj (Q010p Opgrimbie)
|
De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.] || in bloei staan [ZND 32 (1939)]
I-4, III-4-3
|
20718 |
bloem |
bloem:
blōm (Q010p Opgrimbie
[(id)]
)
|
Bloem bestaat uit het inwendige van de graankorrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. Het vormt de fijnste soort in de reeks produkten die tijdens het builen worden gescheiden. Bloem is uitermate geschikt om mee te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmeelɛ en ɛboultéɛ. Het woordtype dobbele zero (Q 167) verwijst naar het feit dat de fijnheid van bloem met ø̄0ø̄ (zero) wordt aangegeven. Hoe meer zeroɛs, des te fijner de bloem. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma ɛbloemɛ in wld II.1, pag. 83.' [N O, 37c; JG 1a; JG 1b; Vds 246; Jan 240; Coe 218; Grof 245; monogr.]
II-3
|
33611 |
bloementuin |
engelse hof:
engelschen hof (Q010p Opgrimbie)
|
bloemenhof [ZND 27 (1938)]
I-7
|
24649 |
bloemknop |
bot:
boͅt (Q010p Opgrimbie, ...
Q010p Opgrimbie)
|
bot, knop [ZND 34 (1940)] || knop [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
19646 |
bloemperk |
bedje:
beͅtšə (Q010p Opgrimbie)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
17882 |
blutsen |
blutsen:
blotš∂ə (Q010p Opgrimbie),
bløtsə (Q010p Opgrimbie)
|
blutsen [ZND 01 (1922)] || De appels niet blutsen. [ZND 21 (1936)]
III-1-2
|
18143 |
bochel |
bochel:
z. bochel (Q010p Opgrimbie),
kroef:
krof (Q010p Opgrimbie, ...
Q010p Opgrimbie),
pokkel:
pokel (Q010p Opgrimbie),
pokəl (Q010p Opgrimbie)
|
bochel [ZND 01 (1922)] || bult [ZND 01 (1922)] || Hij heeft een bochel. [ZND 21 (1936)]
III-1-2
|
21300 |
boek |
boek:
bō:k (Q010p Opgrimbie),
bōk (Q010p Opgrimbie)
|
boek [ZND 01 (1922)], [ZND 21 (1936)]
III-3-1
|