27824 |
zijwand |
kisten:
kestǝ (Q010p Opgrimbie),
planken (mv.):
plɛ̄.ŋk (Q010p Opgrimbie),
schutsel:
(mv)
šøtsǝls (Q010p Opgrimbie),
zijplanken:
zii̯plɛ.ŋk (Q010p Opgrimbie
[(bij langkar - bij slagkar gewoon de bak - niet afneembaar)]
)
|
Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.]
I-13
|
22771 |
zingen |
zingen:
zenge (Q010p Opgrimbie)
|
III. zingen; hij zong; gezongen. [ZND 25 (1937)]
III-3-2
|
19680 |
zitbank |
bank:
baŋk (Q010p Opgrimbie)
|
op het eind van de bank [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
21572 |
zo arm als ... |
zo arm als de straat:
hei es zoo erm es de straat (Q010p Opgrimbie),
zo arm als job:
es jop (Q010p Opgrimbie)
|
Hij is zo arm als... (uitdrukkingen). [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
17828 |
zoeken |
zoeken:
z"kə (Q010p Opgrimbie)
|
wij zoeken [ZND 08 (1925)]
III-1-2
|
26149 |
zomen |
zomen:
zøw.mǝ (Q010p Opgrimbie)
|
Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
28991 |
zoom |
zoom:
zǫwm (Q010p Opgrimbie)
|
De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
20189 |
zoon |
jong:
jóng (Q010p Opgrimbie),
zoon:
zóón (Q010p Opgrimbie)
|
zoon [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
21324 |
zuinig |
scherp:
šerəp (Q010p Opgrimbie)
|
Hij is zo spaarzaam (nauwziend, hij houdt het bijeen, en andere uidrukkingen met dezelfde betekenis). [ZND 07 (1924)]
III-3-1
|
18032 |
zure oprisping |
zooi:
zoeëj (Q010p Opgrimbie)
|
Hoe noemt u het zure deel van het maagsap, dat wel eens naar boven komt? [DC 47 (1972)]
III-1-2
|