21495 |
griffel |
grif:
ən grof (Q010p Opgrimbie)
|
De stift, waarmee op die lei wordt geschreven. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
17906 |
grijpen naar |
pakken:
pakə (Q010p Opgrimbie),
snappen:
snapə (Q010p Opgrimbie)
|
Naar iets grijpen [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
18888 |
gril |
kuren:
ook materiaal znd 29, 16
kø̄rə (Q010p Opgrimbie)
|
kuren (znw) [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
33685 |
grind |
kiezel:
kizǝl (Q010p Opgrimbie),
kēzǝl (Q010p Opgrimbie)
|
Collectieve benaming voor de kleine keitjes die in grote menigte in diluviale gronden en op de bodem van de rivieren worden aangetroffen, kiezels. [S 11; L 1a-m; N 18, add.; monogr.]
I-8
|
21220 |
grindweg |
kiezelweg:
kiezelweig (Q010p Opgrimbie),
steenweg:
Eigennaam van de rijksweg Maastricht-Maaseik.
steͅjnwēͅg (Q010p Opgrimbie)
|
grind [ZND 01 (1922)] || Hoe heet een weg die daarmee [steengruis (kleine stukjes steen)] bedekt is ? [ZND 24 (1937)]
III-3-1, III-4-4
|
24933 |
grindx |
kiezel:
kiezəl (Q010p Opgrimbie),
kīzəl (Q010p Opgrimbie)
|
grind [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
32968 |
groei |
groei:
grōi̯ (Q010p Opgrimbie),
wasdom:
was˱dōm (Q010p Opgrimbie)
|
Opgaven voor de uitdrukking "er zit geen groei in". [L 8, 7a; monogr.]
I-4
|
17541 |
groeien |
aarden:
aarden (Q010p Opgrimbie),
groeien:
grōi̯ǝ (Q010p Opgrimbie),
pakken:
pakken (Q010p Opgrimbie),
wassen:
wasǝ (Q010p Opgrimbie)
|
De algemene benaming voor het groter worden van het gewas. Het oude Limburgse woord is wassen; zoals de kaart laat zien, komt de term groeien onder invloed van het Nederlands echter al in bijna heel Limburg voor. Aarden betekent eigenlijk "goed groeien, goede opbrengst laten verwachten", evenals (ge)dijen en tieren in het tweede deel van het lemma. De benaming struiken betekent "een struik vormen" in de uitdrukking "het koren is al goed gestruikt" (Q 111). De opgegeven antwoorden voor "dat gewas ''gedijt'' niet" staan achter in het lemma bijeen. [RND 124; L 32, 13; L 44, 45; monogr.; add. uit A 3, 16; L 4, 16; L A2, 374]
I-4
|
25026 |
groen (kleur) |
groen:
grōn (Q010p Opgrimbie),
grø̄:n (Q010p Opgrimbie, ...
Q010p Opgrimbie),
grø̄n (Q010p Opgrimbie, ...
Q010p Opgrimbie)
|
groen [ZND 01 (1922)], [ZND 35 (1941)]
III-4-4
|
21328 |
groentevrouw |
mooswijf:
mōswīf (Q010p Opgrimbie),
enkel in minachtende zin
mōswīf (Q010p Opgrimbie)
|
groentenvrouw [ZND 01 (1922)], [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|