e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opgrimbie

Overzicht

Gevonden: 2062
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoepel reep: reip (Opgrimbie), rejp (Opgrimbie, ... ) Een hoepel (ijzeren of houten ring die door de kinderen voortgedreven wordt). [ZND 27 (1938)] || Hoepel. [ZND 01 (1922)] III-3-2
hoepelen repen: reipe (Opgrimbie), rejpe (Opgrimbie, ... ) Hoe heet: met zon ring [hoepel] spelen? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hoest hoest: hō:s (Opgrimbie) hoest [ZND 01 (1922)] III-1-2
hoesten kotsen: #NAME?  kø͂ͅtšə (Opgrimbie), (minachtend)  k"tšə (Opgrimbie) kuchen [ZND 01 (1922)] || zachtjes hoesten, kuchen [ZND 29 (1938)] III-1-2
hoeveelheid halmen voor een halve schoof opper: ø̜pǝr (Opgrimbie), oppertje: øpǝrkǝ (Opgrimbie) In het zuiden van Belgisch Limburg waar met de zicht wordt gemaaid kent men het begrip "ongebonden halve graanschoof"; de maaier haalt met één keer inkappen en uitwinnen de hoeveelheid halmen voor een halve schoof bijeen. In de rest van het onderzoeksgebied komt het begrip niet voor. Zie ook de algemene toelichting bij deze paragraaf en kaart 19. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; Goossens 1963, krt. 29; monogr.] I-4
hoeveelheid hooi die men opsteekt riek: rēk (Opgrimbie) De hoeveelheid hooi die de opsteker in één keer met z''n gaffel aangeeft aan de optasser. Zie voor het vocalisme van het woordtype riek de opmerking in de semantische toelichting bij het lemma ''houten schudgaffel'' en bij het lemma ''hooihark''.' [N 14, 118; A 34, 5a] I-3
hommel hommel: ook in ZND 01, a-m  ho.məl (Opgrimbie), hommel (Opgrimbie) hommel [ZND 27 (1938)] III-4-2
homp, brok, klont klot: klot (Opgrimbie), (boter, leem, enz.).  klot (Opgrimbie) kluit [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-4-4
hond hond: ho.nt (Opgrimbie, ... ), hont (Opgrimbie, ... ), ont (Opgrimbie) hond [Goossens 1b (1960)], [ZND 01 (1922)], [ZND 08 (1925)], [ZND 21 (1936)] III-2-1
hondenhok hondenkooi: (h)oͅndəkuəi̯ (Opgrimbie) hondenhok [ZND 38 (1942)] III-2-1