33394 |
verstelbaar luik boven de varkenstrog |
sleuf:
slø̜i̯f (P222p Opheers)
|
Boven de varkenstrog bevond zich vaak een verstelbaar voerluik. In L 360 kende men geen luik maar een scherm in de vorm van een rechtopstaande plank. [N 5A, 60e]
I-6
|
34235 |
verstopte speen |
dode tet:
dǫj tęt (P222p Opheers)
|
Speen waaruit wegens verstopping geen melk komt. [N 3A, 67a]
I-11
|
33454 |
vertikale paal in een poort |
stootbalk:
stǭu̯t˱balǝk (P222p Opheers)
|
Een rechtstaande, uitneembare paal in het midden van een poort, waartegen de beide poortvleugels gesloten kunnen worden. Deze paal is aan de bovenzijde meestal verankerd achter een gebogen stuk ijzer, aan de onderzijde in een gat. De paal wordt weggenomen als de poort helemaal geopend moet worden. De paal is onbekend in een groot aantal plaatsen. Door functionele overeenkomst kunnen de benamingen ook wel gebruikt worden voor andere soorten sluitbalken (zie deze lemmata). Zie ook afbeelding 18.g bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42e; N 5, 104; A 49, 4; add. uit N 5A, 93c]
I-6
|
21653 |
vervaldag |
zitdag:
ps. omgespeld volgens Frings.
zidōx (P222p Opheers)
|
betaaldag, jaarlijkse ~ bij de notaris [bamis?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21665 |
verzetten |
tegenhouden:
ps. omgespeld volgens Grootaers.
tēgəha͂ (P222p Opheers)
|
Betekenis en uitspraak van het werkwoord verzetten i.v.m. koop of verkoop? A.u.b. ook de uitspraak geven. [N 21 (1963)]
III-3-1
|
23312 |
vespers |
vespers (<lat.):
də vɛ:spərs (P222p Opheers)
|
de vespers [RND]
III-3-3
|
18277 |
vest |
kamizool (<fr.):
kaməzoͅl (P222p Opheers)
|
herenvest zonder mouwen met knopen [wes, west, weemeske, kolder, kamezool, zjielle, ziep, sentje [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18533 |
vestzakje |
kamizoolmaaltje (<fr.):
kaməzoͅlmeͅlkə (P222p Opheers)
|
vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34071 |
vetkoe |
vetbeest:
vɛtbɛs (P222p Opheers)
|
Koe die niet meer geschikt is voor de produktie en daarom voor de slacht wordt gemest. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 77a; monogr.]
I-11
|
34274 |
vetmesten |
vetten:
vętǝ (P222p Opheers)
|
Vee vetmesten, in het bijzonder gezegd van stiertjes, kalveren en vaarzen. [N 38, 26; N 3A, 75a, 75b, 75c, 76 en 77a; monogr.]
I-11
|