18342 |
zool van een schoen |
zool:
zual (P222p Opheers)
|
zool van een schoen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
32455 |
zoolbeslag |
beslag:
bǝslǭx (P222p Opheers)
|
Stuk leer, rubber of hout dat onder de zool van de klomp wordt aangebracht. [N 24, 71; monogr.]
II-12
|
19525 |
zoutpot |
zoutkroeg:
a: is geen fringsteken maar RND
zātkrūx (P222p Opheers)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19222 |
zuchten |
zuchten:
zøͅyxtə (P222p Opheers)
|
zuchten [snokke] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
34181 |
zuiveren |
zuiveren:
zuiveren (P222p Opheers)
|
Afscheiding blijven geven na het kalven, gezegd van de koe. [N 3A, 58]
I-11
|
18032 |
zure oprisping |
zuur:
ət sūr əbə (P222p Opheers)
|
oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
33618 |
zuring, groente |
tamme surkel:
tamə syrkəl (P222p Opheers)
|
Zuring die als groente wordt gekweekt [N 14 (1962)]
I-7
|
18033 |
zuur oprispen |
het zuur hebben:
ət sūr əbə (P222p Opheers)
|
oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20626 |
zuurdeeg |
desem:
dēsǝm (P222p Opheers)
|
Door gisting verzuurd deeg, gebruikt als rijsmiddel om nieuw brood te maken. Het is overschot van het deeg dat de vorige keer is gebakken. Met zuurdeeg wordt roggebrood gebakken, terwijl voor witbrood brouwersgist wordt gebruikt. Het zuurdeeg wordt in een bepaalde vorm, meestal broodvorm, gekneed en aan de bovenkant van een gaatje voorzien waarin een handvol zout wordt gedaan. Ook maakt men met de vinger wel eens een kruisje waarop men dan zout strooit. Tot de volgende bakdag wordt het zuurdeeg in de baktrog of in een doek of pot of in de kelder bewaard. Voor het gebruik wordt de droge korst van het zuurdeeg afgesneden en de rest in warm water gebrokkeld en geweekt (Weyns blz. 45). [N 29, 23a; N 16, 75; N 29, 23b; L 1a-m; L 2, 21b; LB 2, 236; OB 2, 4; OB 2, 6; JG 1b add.; S 6; S 6 add.; monogr.]
II-1
|
20541 |
zuurdesem |
desem:
Syst. Frings
desəm (P222p Opheers)
|
Zuurdeeg, gebruikt i.p.v. gist (heevel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|