18353 |
halfhoge knoopschoen? |
botje:
bøtjəs (P222p Opheers)
|
damesschoenen, halfhoge ~ met knopen opzij [leerskes] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18651 |
halfhoge pet met opstaand bovenstuk |
halve zijden:
holəf zēͅjə (P222p Opheers),
lage kepie:
lɛigə kəpi (P222p Opheers)
|
pet met opstaand cylindervormig bovenstuk: het halfhoge model {afb} [lage zeje] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
17627 |
hals |
hals:
hals (P222p Opheers)
|
hals [N 10b (1961)]
III-1-1
|
33927 |
halster |
halster:
halsǝr (P222p Opheers),
hęlstǝr (P222p Opheers),
kopstuk:
kǫpstøk (P222p Opheers)
|
Stel van leren riemen - eventueel touwen - of kettingen dat het paard om het hoofd heeft als het niet ingespannen is. Aan de halsterring wordt de lijn of ketting gehecht waarmee het paard in de stal of op de weide wordt vastgebonden of waarmee het wordt geleid. Op sommige plaatsen wordt de term halster ook gebruikt om het Hoofdstel of de Stalband aan te duiden. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2b, 2c; N 13, 18a; N 5 A II, 59e add.; monogr.] || Tuig aan de kop van een os of een stier. [N 3A, 14b; monogr.]
I-10, I-11
|
21541 |
halve frank |
halve frank:
ps. omgespeld volgens Frings, alleen het "alfa-tekentje"omgespeld volgens Grootaers.
hàləvə fraŋ (P222p Opheers)
|
wit metalen munt van 50 centiem [N 21 (1963)]
III-3-1
|
32785 |
handeg |
[eg]:
[eg] (P222p Opheers)
|
De termen die in dit lemma bijeen zijn gezet, konden worden geduid als benamingen voor de kleine houten eg die door een persoon wordt voortgetrokken bij de bewerking van een klein perceel of de moestuin. Voor zulk werk kon ook één van de velden van een meerdelige eg worden gebruikt. Voor ''eg'' en ''eg'' zie het lemma ''eg''.' [N 15, 4 add.; N J, 10; A 13, 16b; div.]
I-2
|
17661 |
handen (kindernamen) |
polletjes:
poləkə (P222p Opheers)
|
hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17660 |
handen (spotnamen) |
klauwen:
kloͅuwə (P222p Opheers),
knokels:
knuəkəls (P222p Opheers),
poten:
poͅutə (P222p Opheers)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
21519 |
handgeld |
handgeld:
ps. omgespeld volgens Frings.
hāntxēͅlt (P222p Opheers)
|
eerste geld dat iemand ontvangt voor zijn waren [handsgeld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
17662 |
handpalm |
palm:
palm (P222p Opheers)
|
palm van de hand [N 10 (1961)]
III-1-1
|