e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opheers

Overzicht

Gevonden: 2005
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koeienstand bed: bęt (Opheers), ligbed: līx˱bęt (Opheers), stand: stãnt (Opheers) Dat deel van de stal waar de koeien staan en dat gelegen is tussen de stalpalen en de mestgoot of het mestbed. De koeienstand in moderne stallen is iets hoger dan de mestgoot en mestgang er achter, waardoor voorkomen wordt dat de koeien in de mest en gier staan staan of liggen. Sommige woordtypen betreffen de vloer of het soort vloer waar de koeien op staan. De meervoudsvormen hebben doorgaans betrekking op de dubbele stal waar het telkens om twee koeienstanden gaat, die tegenover elkaar geplaatst zijn. Zie afbeelding 10. [N 5A, 40b; N 4, 79; A 10, 9a en 14; Gwn 4, 7; monogr.] I-6
koekenbreker pletteraar: plɛtǝriǝr (Opheers) Werktuig waarmee men lijnkoeken en dergelijke tot brokjes maalt. [N 18, 135; N J, 7] I-11
koekenpan koekenpan: kukəpan (Opheers) pot, metalen ~ met steelvormig handvat; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
koekje boterkoekje: Syst. Frings Met boter.  boͅtərkykskə (Opheers), chocoladekoekje: Syst. Frings Chocolade er op.  šəkla(ə)tkykskə (Opheers), cocoskoekje: Syst. Frings Met cocosnoot.  kokoͅskykskə (Opheers), zandkoekje: Syst. Frings Droog.  zantkykskə (Opheers) Welke benamingen kent u voor koekjes (kaffekoekje, sterreke, waterpletske, peekverjenneke, knapkoek?) Wat zijn de verschillen tussen deze? [N 16 (1962)] III-2-3
koekje dat de veulens bij de geboorte in de mond hebben milt: milt (Opheers) Klein, gelig en sponzig klontje, dat met de ademhaling verband houdt. Het ligt op de tong van de pas geboren veulentjes. Meestal valt het bij de geboorte op de grond tussen het stro, droogt onmiddellijk op en is dan vrijwel onvindbaar. [N 8, 55 en 56] I-9
koestal koestal: kō ̞u̯[stal] (Opheers), kǫ[stal] (Opheers) De stal bestemd voor het rundvee. Soms zijn er voor ouder vee en kalveren aparte stalruimten. Meestal zijn de koestal en de kalverstal in één ruimte, die in zijn geheel "de koestal" wordt genoemd. Men kan de koestal echter ook opvatten als dat deel van de stal waar de koeien staan. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 33; N 5, 105g; JG 1a en 1b; A 10, 9a; L 38, 24; R (s] I-6
koffiepot cafè-pot: m.  kafəpoͅt (Opheers), m. meervoud  kafəpøͅt (Opheers) pot waarin koffie wordt gezet [N 20 (zj)] III-2-1
koffievos, brandvos donkele voes: dǭu̯nkǝlǝ vuš (Opheers), gebernde voes: gǝbi̯andǝ vuš (Opheers) Vospaard met donkerbruine of koffiekleurige vacht. [N 8, 63i en 63j] I-9
koffiezeef, koffiefilter zeefje: koffiefilter  zeͅfkə (Opheers) zeef; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
koken (intr.) koken: kōēókə (Opheers) koken [RND] III-2-3