e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ophoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gieten, hard regenen gieten: deX sjets, he goot, gegote  geeëte (Ophoven), gutsen: gutsen (Ophoven), klateren: klaatərə (Ophoven, ... ) gieten, gutsen [ZND 25 (1937)] || hard regenen [ZND 33 (1940)] || overvloedig, in stromen neervloeiend, gezegd van vloeistoffen [spetten, gutsen, golven, garzelen, plenzen] [N 91 (1982)] III-4-4
gieter spuit: spøͅi̯t (Ophoven, ... ) gieter [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)] III-2-1
gif vergif: vergif (Ophoven, ... ) Gif: stof die een nadelige of dodelijke werking heeft op het lichaam van een mens (venijn, (ver)gif(t)). [N 107 (2001)], [N 84 (1981)] III-1-2
gispen, geselen klatsen: klatsen (Ophoven) Met een tak of zweep slaan (smikken, geselen, klatsen) [N 108 (2001)] III-1-2
gist gist: ges (Ophoven), gęs (Ophoven) Door het feit dat de vragen niet alle even genuanceerd waren gesteld, komen er woorden voor die zowel moderne droge gist als natte gist als zuurdeeg aanduiden. Het zuurdeeg blijkt volgens sommige informanten (L 291, Q 35) voor het bereiden van zwartbrood of roggebrood gebruikt te worden, terwijl de gist of "heffe" voor witbrood wordt aangewend. [N 29, 22; LB 2, 234; monogr.; JG 1b, add.; S 10; L 1a-m; L 2, 21a; Gi; A 22, 2] || gist, dikwijls door brouwerijen geleverd (Fr. levure) [ZND 02 (1923)] II-1, III-2-3
glacé leren haas: lēͅrə hōͅsə (Ophoven) handschoenen van glanzend leer, glacés [N 23 (1964)] III-1-3
glas-in-loodraam glasraam: glaasraam (Ophoven) Een glas-in-loodraam. [N 96A (1989)] III-3-3
glasgordijn gordijn: gerdien (Ophoven) Dun gordijn van gaas of andere fijne stof, dat vlak voor het raam hangt (gordijn, glasgordijn, vitrage) [N 79 (1979)] III-2-1
glazenkast glazenkast: glazenkast (Ophoven) Kast met opbouw, voor zilver- of glaswerk (buffet, zilverkast, glazenkast) [N 79 (1979)] III-2-1
glazig glazen: glazen eerpel (Ophoven), glazeren: glazəren (Ophoven) aardappel die hard en doorschijnen is (glazen patat) [ZND 35 (1941)] || glazig; Hoe noemt U: Hard en doorschijnend, gezegd van aardappelen (schier, glazerig) [N 80 (1980)] III-2-3