18791 |
haken |
crocheren (<fr.):
krecheerə (L371p Ophoven),
crocheteren (<fr.):
crochteren (L371p Ophoven),
haken:
hoakə (L371p Ophoven),
kam:
kam (L371p Ophoven)
|
De haakjes of pinnetjes van de kam van de vleugel. Om de klossen gelijk vol te draaien moest men het garen steeds versteken op de haakjes of tandjes. [N 34, B15; N 34, B14] || Haken, crocheren. [ZND 35 (1941)] || Manier van handwerken waarbij met een metalen pen met een weerhaak een lussenweefsel wordt vervaardigd (haken, crocheteren, stroppen) [N 79 (1979)]
II-7, III-1-3
|
28863 |
haken en ogen |
ogen en haken:
ǫwgǝn ɛn hø̄k (L371p Ophoven)
|
Kleine metalen haakjes en ringetjes die, langs de zomen van kledingstukken genaaid, dienen om deze te sluiten. [N 62, 51; L 1a-m; L 24, 40b; L 49, 25; MW; S 11]
II-7
|
33153 |
haksel |
haksel:
hɛksǝl (L371p Ophoven)
|
Het kortgehakte stro, op de snijbok of in de hakselmachine, werd vroeger, samen met haver, gekookt en aan de beesten gevoerd. Als het iets grover gesneden was werd het ook wel als strooisel in de potstal gebruikt. Zie ook het lemma ''bussel kort stro'' (6.1.29). Zie voor de fonetische documenatie van het woorddeel [stro] het lemma ''stro'' (6.1.24). [JG 1b, 2c; L 1, a-m; L 26, 11; S 12; Wi 51; monogr.]
I-4
|
17810 |
halen |
halen:
holen (L371p Ophoven)
|
halen: Moeder, bij wie moet ik geld halen ? [ZND 44 (1946)]
III-1-2
|
21661 |
halen en betalen |
afhalen:
ps. omgespeld volgens Frings.
āfhōͅlə (L371p Ophoven)
|
Halen en betalen wat men gekocht heeft [ik moet gaan ontvangen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20343 |
half- of stiefbroer |
halfbroer:
halfbroer (L371p Ophoven),
stiefbroer:
steefbroor (L371p Ophoven)
|
De zoon van de tweede man of vrouw van je vader of moeder (stiefbroer) [N 115 (2003)]
III-2-2
|
20344 |
half- of stiefzuster |
halfzuster:
halfzuster (L371p Ophoven),
stiefzuster:
steefzuster (L371p Ophoven)
|
De dochter van de tweede man of vrouw van je vader of moeder (stiefzuster) [N 115 (2003)]
III-2-2
|
34027 |
halfbloed |
half stamboek:
half stambōk (L371p Ophoven)
|
Koe van gedeeltelijk bekende afstamming. Bedoeld wordt de koe waarvan één der ouders onbekend is - dit betreft meestal de vader - of waarvan één der ouders niet is opgenomen in het stamboek. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1).' [N 3A, 3b]
I-11
|
18713 |
halfhemd |
borstrok:
boͅrstrøk (L371p Ophoven)
|
halfhemd, kort overhemd of los linnen borststuk dat onder de halsopeningen van het vest wordt gedragen [frontj] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18353 |
halfhoge knoopschoen? |
botje:
bət`jəs (L371p Ophoven)
|
damesschoenen, halfhoge ~ met knopen opzij [leerskes] [N 24 (1964)]
III-1-3
|