24058 |
het heilig oliesel toedienen |
oliesel geven:
oliesel gève (L371p Ophoven)
|
Het H. Oliesel toedienen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34175 |
het kalf afdraaien |
afdraaien:
āfdrē̜i̯ǝ (L371p Ophoven)
|
Het kalf met mechanische middelen ter wereld helpen. [N 3A, 54a]
I-11
|
32689 |
het land aftreden |
aftreden:
ā.ftrę̄.i̯ǝ (L371p Ophoven)
|
Voordat men begint te ploegen, schrijdt men de akker langs twee tegenover elkaar gelegen zijden af, a) om het midden te bepalen als men bijeen gaat ploegen, b) om hem in gelijke stukken te verdelen, als men in panden gaat ploegen, c) om de vooraf of achteraf te ploegen hoek uit te zetten, als het een gerende akker betreft. De opgesomde termen, die alle "het land", "de akker", "de plak" e.d. als object veronderstellen, zijn ook toepasselijk op het schrijdend opmeten van het land in het algemeen. [N 11, 40; N 11A, 131a; JG 1a + lb; monogr.]
I-1
|
23609 |
het misboek omdragen |
het misboek overbrengen:
euverbrengen van het mesbook (L371p Ophoven)
|
Het misboek omdragen, van de epistel- naar de evangeliezijde van het altaar brengen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34007 |
het paard met een dubbele lijn leiden |
jacht:
jāxt (L371p Ophoven)
|
Het paard besturen met een lange teugel uit één stuk, die aan de ene kant van het gebit vertrekt, langs de hand van de voerman gaat en langs de andere kant weer aan het gebit bevestigd is (cf. lemma Dubbele Lijn). Bij deze dubbele lijn, die links én rechts naar de hand van de voerder komt, trekt men aan de kant van de richting die het paard moet inslaan. Werkwoorden zoals varen, leiden werden niet altijd opgegeven. [JG 1b; N 8, 101b-c; N 13, 30 en 35]
I-10
|
23983 |
het schuifje krijgen |
het deurtje krijgen:
het deurke kriege (L371p Ophoven)
|
Het gebruik om het schuifblad in de biechtstoel te sluiten wanneer de biecht wordt uitgesteld en de biechteling niet geholpen kan worden omdat er redenen zijn om aan het berouw of aan het vervullen van de voldoening te twijfelen [het deurken/vensterken kr [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19415 |
het vuur doven |
blussen:
blussen (L371p Ophoven),
uitdoen:
oetdoon (L371p Ophoven)
|
de kachel dooven [ZND 31 (1939)] || Het branden doen eindigen (blussen, doven) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
23801 |
het vuur wijden op paaszaterdag |
nieuw vuur:
noeuw veur (L371p Ophoven)
|
Het gebruik om op Paaszaterdag het vuur te wijden. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
26378 |
het water tegenhouden |
ophouden:
ǫphǭjǝ (L371p Ophoven)
|
Het water tegenhouden met behulp van één of meer sluizen. [Vds 49; Jan 52; Coe 38; Grof 66]
II-3
|
23618 |
het zielboek aflezen |
de dodenlijst lezen:
de dojeliest lezen (L371p Ophoven)
|
Het zielenboek aflezen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|