e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ophoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
homp, brok, klont klot: klot (Ophoven), kluit: kluut (Ophoven) kluit [ZND 28 (1938)] III-4-4
hond hond: ho.nt (Ophoven), hoend (Ophoven), hond (Ophoven, ... ), n-ondj (Ophoven), oͅnt (Ophoven) hond [Goossens 1b (1960)], [ZND 01 (1922)], [ZND 08 (1925)], [ZND 21 (1936)], [ZND m] III-2-1
hondsdolheid razend zijn: razend zijn (Ophoven) Een bij honden, wolven, vossen en andere dieren voorkomende infectieziekte die door een beet kan worden overgebracht, ook op koeien. Zie ook het lemma ''hondsdolheid'' in wbd I.3, blz. 486. [N 52, 12b; A 48A, 25] I-11
hondsdraf hondsdraf: WLD  hondsdraf (Ophoven) Hondsdraf (glechoma hederacea 20 tot 60 cm groot. De stengels zijn kruipend met opgerichte, bloeiende takken; de bladeren zijn rond of niervormig met een hartvormige voet, de bladrand is gekarteld; de bloemen groeien in kransen in de bladoksels, blauwpa [N 92 (1982)] III-4-3
hondsviooltje hondsblein: WLD  hondsblein (Ophoven) Hondsviooltje, 5 tot 35 cm groot. De stengels zijn liggend of opstijgend; de bladeren alleen aan de stengels, en hebben ongevleugelde stelen. De bladeren zijn eivormig-langwerpig, meestal met hartvormige voet; de steunblaadjes zijn klein en getand; de blo [N 92 (1982)] III-4-3
honing honing: hō.neŋ (Ophoven), hōneŋ (Ophoven), ōnǝŋ (Ophoven) Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.] II-6
honingpers pers: pēǝ.s (Ophoven) Apparaat waarmee de gevulde honingraten geperst worden om zo de honing te oogsten. De honingpers was al in gebruik bij de korfteelt. Men kent verschillende vormen vervaardigd van onder meer eike- of beukehout. Een honingpers is voorzien van een kuip waarin de geperste honing opgevangen wordt. Verder is er een hendel en een schroef waarmee men het persblok vastdraait op de zak met ruwe honing. [N 63, 122a; JG 1a+1b; JG 2b-5; N 63, 122c; monogr.] II-6
hoofd kop: kop (Ophoven) Spotbenamingen voor het hoofd [N 109 (2001)] III-1-1
hoofdaltaar hoogaltaar: hougaltaor (Ophoven) Het voornaamste altaar, midden in het priesterkoor [hoogaltaar, hoofdaltaar, hoopaltooër?]. [N 96A (1989)] III-3-3
hoofdbord bred: brēt (Ophoven) Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr] I-13