e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ophoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kniezen kniezen: kneezen (Ophoven) een knagend verdriet hebben en zichzelf daarvoor als ongelukkig beklagen [treuren, kniezen] [N 85 (1981)] III-1-4
knijpen knijpen: kniepen (Ophoven), pitsen: pitse (Ophoven), pitsen (Ophoven) iemand in de arm nijpen [ZND 34 (1940)] || Knijpen: vel of vlees met de vingers samenknijpen; drukken (nijpen, knijpen, pitsen). [N 84 (1981)] III-1-2
knikkebenen knikken: knikken (Ophoven) Met doorknikkende knieën lopen (kwakke(le)n, knikken, doorzakken). [N 109 (2001)] III-1-2
knikker huif: huuf (Ophoven), knikker: knikker (Ophoven), knikkerd: speulen met te knikkerte (Ophoven), marbel: , /  marbels (Ophoven), marmel: , /  marmels (Ophoven) Balletjes van gebakken aarde, steen, marmer of glas [bolbaai, kets, kaaischeut, jibber, klits, ket, til, knipper, knot, marbol, marbel, mölmer, kaster, kasser, huuf, köls, kölster, vrenkel]. [N 88 (1982)] || Jongens spelen met de knikkers. [ZND 01u (1924)] || Kleine stenen of glazen knikker [mullemer, aardezoekertje, artzeiker]. [N 88 (1982)] || knikkers [SND (2006)] || marbels [SND (2006)] III-3-2
knikkeren met de knikkerten spelen: speulen met te knikkerte (Ophoven) Jongens spelen met de knikkers. [ZND 01u (1924)] III-3-2
knikkerkuiltje kuiltje: kuulke (Ophoven) Het holletje in de grond bij t knikkeren [kuil, kuiltje, putje, O, demke]. [N 88 (1982)] III-3-2
knipogen knipogen: knipougen (Ophoven) Knipogen: een oog even sluiten en weer openen, als teken van verstandhouding (knipogen, pinken). [N 84 (1981)] III-1-1
knoeien, morsen, bevuilen bekladderen: bəkladdərə (Ophoven) bevuilen [ZND 32 (1939)] III-4-4
knoest aas: WBD/WLD  oast (Ophoven) Een harde, ruwe uitwas aan een boom (knoes, kwar, aast, knoop, inwas, knoest). [N 82 (1981)] III-4-3
knoflook bol look: einə bol lōōk (Ophoven) look [ZND 01 (1922)] I-7