21812 |
lastigvallen |
plagen:
plaogen (L371p Ophoven)
|
iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
17814 |
laten |
laten:
laten (L371p Ophoven),
lōtə (L371p Ophoven)
|
laten [ZND 25 (1937)], [ZND 46 (1946)]
III-1-2
|
23752 |
laten wijden |
laten inwijden:
laoten inwieje (L371p Ophoven, ...
L371p Ophoven),
laten wijden:
laoten wieje (L371p Ophoven, ...
L371p Ophoven,
L371p Ophoven)
|
Een akker laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een huis of gebouw laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een kruisbeeld, een heiligenbeeld(je), een kaars laten wijden/zegenen. [N 96B (1989)] || Een rozenkrans, een scapulier, een medaille, een kruisje laten wijden/zegenen door een priester. [N 96B (1989)] || Een voertuig (auto/wagen) laten wijden/zegenen, op of rond het feest van St. Christoffel (25 juni). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33384 |
latierboom |
box (e.):
boks (L371p Ophoven)
|
Een horizontale balk die twee paarden van elkaar scheidt, meestal hangend aan kettingen, ook wel vast verbonden. In plaats van een hangende balk kan er ook een eenvoudige en niet al te hoge tussenwand zijn. Met een box is een afgeschutte ruimte voor één paard bedoeld; de tussenwand maakt dan deel uit van de box. [N 5A, 59d; monogr.]
I-6
|
25226 |
lauw weer |
lauw (weer):
lauw (L371p Ophoven),
loom (weer):
loom (L371p Ophoven)
|
loommakend, gezegd van het weer [lui] [N 81 (1980)] || warm noch koud, gezegd van het weer [lauw, voos] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25036 |
lawaai maken |
laweiten:
leweīten (L371p Ophoven)
|
lawaai, herrie maken [laweiten, laweit maken, gellen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25035 |
lawaai, herrie |
spektakel:
spektakel (L371p Ophoven)
|
een dooreenmengeling van sterke geluiden [leven, herrie, geweld, lawaai, spektakel, rumoer] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18356 |
lederen pantoffel |
slof:
slofə (L371p Ophoven)
|
pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19391 |
ledikant |
bed:
bèt (L371p Ophoven)
|
Verplaatsbaar bed (i.p.v. een bedstee) (bed, krib, ledikant) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
22416 |
leefnet |
net:
net (L371p Ophoven)
|
Het net waarin men vissen die met de hengel zijn gevangen levend kan houden [leefnet, kaar]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|