34453 |
met de horens stoten, gezegd van de bok |
stoten:
stou̯ǝtǝ (L371p Ophoven)
|
[N 19, 75]
I-12
|
34625 |
met de kar achteruit rijden |
terug-op varen:
tryk˱yp vārǝ (L371p Ophoven)
|
Voor de voermansroep om het paard achteruit te doen gaan, zie wld I.10 onder het lemma achteruit. [N 17, 95 + 99]
I-13
|
22579 |
met de palmpaas rondlopen |
palmpaas lopen:
palmpaos loupen (L371p Ophoven)
|
Op de morgen van Palmzondag (s zondags vóór Pasen) rondlopen met een versierde stok, waarop een voorwerp van brood is bevestigd. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22341 |
met de vlakke hand op iemands rug slaan |
patsen:
patsen (L371p Ophoven)
|
Met de vlakke hand op iemands rug slaan [batsen, doezen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33999 |
met de zweep slaan of geluid geven |
klatsen:
klatsǝ (L371p Ophoven),
kraken:
krā.kǝ (L371p Ophoven)
|
Het slaan met de zweep brengt een knallend geluid voort. Terwijl in de enquête van J. Goossens het werkwoord zwepen in de jaren vijftig enkel voor Achel (L 282) en Hamont (L 286) werd opgetekend, vermeldt de enquête van P. Willems (1885)het nog voor een groot aantal gemeenten uit de beide Limburgen. Zie in dit verband ook ros voor "paard" (WLD I, afl. 9, p. 5). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 141a; Wi 42; monogr.]
I-10
|
22641 |
met een drijftol spelen |
popperellen:
popperellen (L371p Ophoven)
|
Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed? [Lk 03 (1953)]
III-3-2
|
22760 |
met een priktol spelen |
doppen:
doppen (L371p Ophoven)
|
Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed? [Lk 03 (1953)]
III-3-2
|
17946 |
met grote stappen lopen |
greiden:
graaien (L371p Ophoven)
|
Grote stappen maken (greien, schrijden, treden, stappen). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
20570 |
met kleine hapjes eten |
knabbelen:
knabbelen (L371p Ophoven)
|
Hoe noemt U: Druk eten met kleine hapjes (busselen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
34140 |
met opgeheven staart rondlopen |
biezen:
bezǝ (L371p Ophoven)
|
[N 3A, 9a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|