e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ophoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schijf braadspek herst: hest (Ophoven) schijf braadspek [Goossens 2c (1963)] III-2-3
schijnheilig schijnheilig: schienhèllig (Ophoven) Schijnheilig [schienhèllig]. [N 96D (1989)] III-3-3
schijten kakken: kakǝ (Ophoven), schijten: ši.tǝ (Ophoven) Vaste ontlasting hebben, gezegd van vee. [JG 1a, 1b; monogr.] I-11
schil van een vrucht schil: WBD/WLD  schel (Ophoven) De zachte huid van een vrucht (schil, schel, pel). [N 82 (1981)] I-7
schilder schilder: šeldǝr (Ophoven) Iemand die van schilderen zijn beroep maakt. Bij het 'technisch schilderen', het bedekken van oppervlakten met verf ter conservering en kleurgeving, onderscheidt men de huis-, decoratie- en rijtuigschilder. In L 210 plaatste de huisschilder bij de bouw van een nieuw huis ook de ruiten. [Wi 51; L 44, 21b; N 67, 98a; monogr.] II-9
schilderij schilderij: šeldəri (Ophoven) schilderij [ZND 06 (1924)] III-2-1
schilfer schilfer: schilfer (Ophoven) een dun, afgebroken of loslatend blaadje van een harde of droge stof, bijv. gezegd van kalk of roest [bluster, vel, schilver] [N 91 (1982)] III-4-4
schilmesje, aardappelmesje aardappelenmetsje: ɛrpələmɛtskə (Ophoven) mes waarmee aardappelen worden geschild [N 20 (zj)] III-2-1
schimmel (plantje) schimmel: schummel (Ophoven) schimmel [ZND 06 (1924)] III-4-3
schimpen schimpen: schimpen (Ophoven) op onwaardige wijze kritiek uitspreken [schimpen, spijkeren] [N 85 (1981)] III-3-1