e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ophoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schors (alg.) schors: WBD/WLD  schors (Ophoven) De buitenste bekleding van een boom (schors, blek, blot, blast). [N 82 (1981)] III-4-3
schors van naaldbomen schil: WBD/WLD  schel (Ophoven) De schors van naaldbomen (schel). [N 82 (1981)] III-4-3
schortvol schoot: schoût (Ophoven) de hoeveelheid die men in één keer in zijn schort kan vervoeren [schoot, schortvol, slip] [N 91 (1982)] III-4-4
schot schot: scheut, twiē scheut (Ophoven) Een schot, twee schoten (van een wapen). [ZND 06 (1924)] III-3-1
schotel schotel: šōtəl (Ophoven, ... ), om gerecht op te dienen  šōtəl (Ophoven), schoteltje: šøtəlkə (Ophoven, ... ) een ronde schotel [ZND 06 (1924)] || schotel [ZND m] || schotel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
schoteltje schoteltje: schø&#x0304təlkə (Ophoven), sjø&#x0304təlkə (Ophoven), šø&#x0304təlkə (Ophoven, ... ) een kopje met een schoteltje [ZND 34 (1940)] || schoteltje [ZND 34 (1940)] || schoteltje, klein bordje of ~, gebruikt onder een kopje waaruit men drinkt [N 20 (zj)] III-2-1
schouderblad schouderblad: schouderblaad (Ophoven), schouwerblaad (Ophoven) Schouderblad: een der beide, driehoekige platte beenderen op de bovenrug die de schouders helpen vormen (schouderblad, schoft). [N 84 (1981)] || Schouderblad: een der beide, driehoekige platte beenderen op de bovenrug die de schouders helpen vormen (schouderblad, schoft. schug). [N 106 (2001)] III-1-1
schoudermanteltje pelerine (<fr.): peͅldəren (Ophoven) schoudermanteltje [pelderien, pellerien] [N 23 (1964)] III-1-3
schouders schouder(s): šǫu̯.ǝrs (Ophoven) De schouder loopt van de schoft naar beneden in een punt uit. Zie afbeelding 2.18. [JG 1a, 1b; N 8, 32.1 en 32.2] I-9
schoven binden binden: bęi̯njǝ (Ophoven) Het werk van de binder die achter de zichter aankomt en die om de hoeveelheid halmen die de zichter afgetrokken heeft twee (soms ook één) banden doet en zo de garven, gebonden schoven, maakt. Wanneer het graan met de zeis gemaaid wordt en de aflegger achter de maaier aankomt, worden het "afleggen", het "vormen" en het "binden" vaak in één doorgaande handeling uitgevoerd. Jassen en kassen worden (elders) ook gebruikt voor het opzetten en samenbinden van de korenhokken, zie het lemma ''schoven opzetten in een hok'' (4.6.13). De volgorde van de varianten van het type binden is: a. consonantcluster: -nd-/-ndj-/-]d, -n-, -nj-, -]-; b. vocalisme: -e-, -ę-, -ęi̯-, -ē-, -i-.' [N 15, 15d, 15e2 en 20; JG 1a, 1b; A 23, 16.2; L 1 a-m; L 1u, 15; L 48, 34.2; Lu 1, 16.2, Lu 2, 34.2; monogr.] I-4