17825 |
vinden |
vinden:
venə (L371p Ophoven)
|
vinden [ZND m]
III-1-2
|
17768 |
vinger |
vinger:
viŋər (L371p Ophoven)
|
vinger [RND]
III-1-1
|
24748 |
vingerhoedskruid |
poffertjes:
WLD
pofferkens (L371p Ophoven)
|
Vingerhoedskruid (digitalis purpurea 30 tot 150 cm groot. De stengels en bloemstelen zijn viltig behaard, de bladeren zijn ei- tot lancetvormig, de bladrand is gekarteld. De bladeren zijn aan de onderkant grijsharig. De bloemen staan in eindstandige tro [N 92 (1982)]
III-4-3
|
19746 |
violier |
flier:
WLD
fleer (L371p Ophoven)
|
[N 92 (1982)]
I-7
|
22671 |
viool |
viool:
vioul (L371p Ophoven)
|
Het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
19745 |
viooltje |
pense (fr.):
WLD
pansee (L371p Ophoven),
viooltje:
fiuultje (L371p Ophoven)
|
[N 92 (1982)]Viola, Fr. violette [ZND 34 (1940)]
I-7
|
22413 |
vishengel |
garde:
geert (L371p Ophoven)
|
Het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22414 |
vissnoer |
lijn:
lijn (L371p Ophoven)
|
Een touw met een of meer haken om vis te vangen [snoer, lijn]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22417 |
visvangst |
vangst:
vangst (L371p Ophoven)
|
Alles wat men vangt bij het vissen [vangst, rafel]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21424 |
vlaams |
op de letter:
oppe letter (L371p Ophoven),
vlaams:
hè kan vlaomsch kalle (L371p Ophoven),
vlaoms (L371p Ophoven),
vlaomsch (L371p Ophoven, ...
L371p Ophoven,
L371p Ophoven)
|
Hij kan Vlaams (Diets, Duuts) praten. [ZND 08 (1925)] || vlaams [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|