33811 |
vos, vospaard |
voes:
vus (L371p Ophoven)
|
Licht- of rosbruin paard met witte manen, staart en poten. Onder de vossen zijn er diverse kleurnuanceringen: roodvossen (rode tot dieprode globe), goudvossen, zweetvossen (zwartachtig rood naar geel overhellend en glimmend), lichte vossen (geelbruin tot geelbruin), donkere vossen (van donkerbruin tot zeer donker roodbruin). [JG 1a, 1b; N 8, 63g, 63h en 63j]
I-9
|
23508 |
votiefmis |
gestichte mis:
gestichte mes (L371p Ophoven)
|
Een mis die gesticht is krachtens een gelofte, votiefmis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18279 |
vouw |
vouw:
ein vaoj (twiè vaoje(n)) (L371p Ophoven)
|
vouw (twee vouwen) [ZND 08 (1925)]
III-1-3
|
33693 |
vredewis |
wis:
węs (L371p Ophoven)
|
Bosje stro, gras of iets dergelijks op een stok of tak gebonden, en geplaatst op akkers en weiden, om aan te geven dat deze niet meer toegankelijk zijn o.a. voor weidend vee of jagers. [N M, 26; L 32, 80; monogr.]
I-8
|
21398 |
vreemde (man) |
vreemde mens:
eine vreemdje mins (L371p Ophoven)
|
Een vreemde man. [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
32944 |
vregelstok |
draaistek:
dręi̯stęk (L371p Ophoven)
|
De stok waarmee de vregelpaal wordt aangedraaid of waarmee het bindtouw als een knevel kan worden aangespannen; zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma ''vregelpaal''. Voor enkele opgaven is niet vast te stellen of de lange vregelpaal of de korte vregelstok is bedoeld; ze staan achterin het lemma bijeen. [N 17, 14c; JG 1d, 2c; add. uit N 17, 140; monogr.]
I-3
|
19341 |
vreugde |
plezier:
plezeer (L371p Ophoven)
|
een gevoel van blijdschap in het algemeen [plezier, lol, vreugd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20294 |
vriend |
vriend:
vrinj (L371p Ophoven),
vrint (L371p Ophoven),
vrunjd (L371p Ophoven)
|
vriend [RND] || vriend of vriendin in het algemeen [kameraad, gespan, makker] [N 85 (1981)] || vrienden [ZND 44 (1946)]
III-3-1
|
18852 |
vriendelijk |
vriendelijk:
vrunjtelik (L371p Ophoven)
|
welgezind tegenover andere mensen, vriendelijk [gemeen, braaf] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20273 |
vriendin |
vriendin:
vriendin (L371p Ophoven)
|
vriend of vriendin in het algemeen [kameraad, gespan, makker] [N 85 (1981)]
III-3-1
|