e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ophoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zeep zeep: zaip (Ophoven), zeip (Ophoven) Zeep [ZND 03 (1924)], [ZND 04 (1924)] III-1-3
zeepsop luter: lyətər (Ophoven) zeepsop (oplossing van zeep en water) [ZND 08 (1925)] III-2-1
zeer blij overgelukkig: euvergelukkig (Ophoven) zeer blij [frut] [N 85 (1981)] III-1-4
zeer grote aardappelen bonken: bűŋk (Ophoven) Voor de fonetische documentatie van het woord aardappelen, zie het lemma Aardappel. [N 12, 4; JG 1a; monogr.] I-5
zeer kleine aardappelen varkensaardappeltjes: vęrkǝsē̜rpǝlkǝs (Ophoven) Naast de neutrale termen voor kleine aardappeltjes onderscheidt men de kwalitatief zeer goede kleine aardappelen die voor het poten worden gebruikt (vergelijk het lemma Pootgoed, Pootaardappelen) én de kwalitatief slechte, die als veevoeder worden verwerkt. Huiven is de plaatselijke benaming voor "knikkers". De vorm "burel" is te beschouwen als een variant van "budel" waaruit "boel" is ontstaan; zie onder "kleine boel". "Mussekoppen", een leenvertaling van "tête de moineau", betekent eigenlijk een kleine soort kolen, die als brandstof in huis wordt gebruikt. In L 292a werd de zegswijze opgegeven: "Hiej is ein österke verloren," of: "Hiej is ein österke kapot gegange". Het type "österke" staat hier voor "pater-nosterke", de rozenkrans; vergelijk ook de typen "osterkraaltjes" en "rozenkranskrallen". [N 12, 2 en 3; JG 1a; L 43, 8c; monogr.] I-5
zeer warm weer hitte: hitte (Ophoven) sterke, overmatige warmte, hoge temperatuur van de lucht [heet, hitte, hitse] [N 81 (1980)] III-4-4
zegen aan het eind van de mis zegen: zegen (Ophoven) De zegen, de benedictie door de priester gegeven aan het eind van de mis. [N 96B (1989)] III-3-3
zegen met het allerheiligste zegen: zegen (Ophoven) De zegen met het Allerheiligste. [N 96B (1989)] III-3-3
zeggen zeggen: hij durfde niet uitspreken wat hij allemaal wilde zeggen (Ophoven), tante laat zeggenn dat ze vandaag niet kan komen (Ophoven), zekke (Ophoven) Hij durfde niet uitspreken, wat hij allemaal wilde zeggen [ZND 46 (1946)] || Tante laat zeggen, dat ze vandaag niet kan komen [ZND 46 (1946)] || zeggen [ZND 08 (1925)] III-3-1
zeil minderen aftrekken: āftrękǝ (Ophoven) Bij oplopende wind de zeilen geheel of gedeeltelijk oprollen om de windvang te verminderen. In l 288b, l 318a en l 320a wordt de term aftrekken gebruikt voor het geheel oprollen van de zeilen, terwijl de benamingen korten (l 245, l 246, l 288, l 318a, l 320a) en inkorten voor het gedeeltelijk minderen van de zeilen gebruikelijk zijn. [N O, 7d; Sche 36; A 42A, 74; N O, 7g] II-3