e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L362p plaats=Opitter

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mestkever strontkever: stroͅntkɛ:vər (Opitter) mestkever [ZND 14 (1926)] III-4-2
mestplakken verspreiden stront breiden: stro.nt˱ bręi̯ǝ (Opitter) De koemestplakken in de wei met een riek of schop uit elkaar slaan, om te voorkomen dat er zich op die plekken schitbossen vormen. [NM, 8b; N 11A, 40b; div.; monogr.] I-2
mestvaalt mesthoop: meͅsthoͅu.p (Opitter), aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019  mesthoup (Opitter), mestmijt: meͅstmī.t (Opitter) [Goossens 1b (1960)] [ZND 01 (1922)] I-7
mestvarken vetvarken: vętfɛ̄.rkǝ (Opitter) Een varken dat gehouden worden om vet te mesten. [JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49e; N C, add.; N 19, Q 111 add.; N 19, Q 204a add.; monogr.] I-12
met de linkerhand met de linkse hand: met te linkse hand (Opitter) met de linkerhand [ZND 37 (1941)] III-1-2
met de zweep slaan of geluid geven klatsen: klatsǝ (Opitter) Het slaan met de zweep brengt een knallend geluid voort. Terwijl in de enquête van J. Goossens het werkwoord zwepen in de jaren vijftig enkel voor Achel (L 282) en Hamont (L 286) werd opgetekend, vermeldt de enquête van P. Willems (1885)het nog voor een groot aantal gemeenten uit de beide Limburgen. Zie in dit verband ook ros voor "paard" (WLD I, afl. 9, p. 5). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 141a; Wi 42; monogr.] I-10
met opgeheven staart rondlopen biezen: bezǝ (Opitter) [N 3A, 9a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
met paard en kar rijden varen: vā.rǝ (Opitter) [JG 1b, 2c; N 8, 100; Wi 33; monogr.] I-10
met paard en koets rijden, paardrijden rijden: rī.ǝ (Opitter) Het paard besturen als het voor de koets gespannen is, of als het als rijdier gebruikt wordt. Deze twee begrippen worden terminologisch niet onderscheiden. [JG 1a, 1b; Wi 29; monogr.] I-10
met staande kar varen met de staande kar varen: męt ˲dǝ stǫnjdjǝ kar vā.rǝ (Opitter) Met één paard en twee of drie karren rijden. Als men met twee karren rijdt, haalt het paard met de ene kar een lading bij, terwijl de tweede kar ontladen wordt. Als men met drie karren rijdt, is men, terwijl het paard met een eerste kar onderweg is, op de ene plaats een tweede kar aan het laden en op de andere een derde aan het ontladen. [JG 1a, 1b] I-10