| 18879 |
glimlachen |
greilachen:
wnt V, 644: greien: krijten, schreien
grielache (L362p Opitter),
heimelijk lachen:
heimelijk lachen (L362p Opitter)
|
hoe zegt ge "glimlachen"in uw dialect ? Bestaat er geen woord om dit "stil lachen"uit te drukken, geef dan op door welke omschrijving men dit weergeeft. [ZND 39 (1942)]
III-1-4
|
| 24316 |
glimworm |
lichtwormpje:
lichtwurmke (L362p Opitter, ...
L362p Opitter)
|
glimworm [GV Gr (1935)], [ZND 18G (1935)]
III-4-2
|
| 34172 |
goed liggen |
goed:
gōt (L362p Opitter)
|
Het kalf ligt goed in de baarmoeder: de voorpoten zullen het eerst naar buiten komen. [N 3A, 51]
I-11
|
| 17786 |
goed luisteren |
goed luisteren:
good loestərə (L362p Opitter)
|
goed luisteren [ZND 30 (1939)]
III-1-1
|
| 17903 |
gooien |
smijten:
smiete (L362p Opitter),
smitə (L362p Opitter)
|
Ge moet uw geld niet in het water gooien (smijten, werpen, ...). [ZND 44 (1946)] || smijten [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
| 21327 |
graaf |
graaf:
graf (L362p Opitter)
|
Graaf. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
| 33048 |
graan maaien met de zeis |
afmaaien:
āfmɛiǝ (L362p Opitter)
|
Het afmaaien van het graan met de zeis. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 en kaart 19 "graan maaien met zicht en zeis". De "maaien"-opgaven van vraag N 15, 15a uit die plaatsen waar in vraag 14 is opgegeven dat het graan er met de zicht werd gemaaid (zie kaart 19), moeten als twijfelachtig worden beschouwd; men maaide er immers met de zicht. Wellicht is de zegsman op een dwaalspoor gebracht omdat er eerst naar het maaien met de zeis en pas daarna naar het maaien met de zicht is gevraagd. Vergelijk het lemma ''gras (af)maaien'' (3.1.2) in aflevering I.3. [N 15, 15a; monogr.]
I-4
|
| 33085 |
graan stapelen in de schuur |
bermen:
bɛrǝmǝ (L362p Opitter),
tassen:
tastǝ (L362p Opitter)
|
Wanneer men met de oogstkar bij de boerderij is aangekomen, worden de schoven in de schuur opgetast, in afwachting van het dorsen. Dit gebeurt in een ruimte naast de dorsvloer, het schuurvak, of, bij plaatstekort, op een tijdelijk geconstrueerde schelf boven de dorsvloer. Zie hiervoor aflevering I.6 over Bedrijfsruimten van de boerderij. Zie ook het lemma ''korenmijt'' (5.1.18). In dit lemma staan de opgaven voor het tassen van de schoven bijeen. [N 5A, 69c; N 15, 46; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
| 26606 |
graan vermeerderen |
grover zetten:
grǭ.vǝr zętǝ (L362p Opitter)
|
De graantoevoer naar de steen opvoeren. Op deze wijze wordt gedeeltelijk de kwaliteit van het graan geregeld: hoe meer graan tegelijkertijd op de molen is, des te grover het wordt gemalen. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛde graantoevoer regelenɛ.' [N O, 36j; Vds 153; Jan 160; Coe 141; Grof 163; N O, 19m add.; N O, 34l]
II-3
|
| 26605 |
graan verminderen |
fijner zetten:
finǝr zętǝ (L362p Opitter)
|
De graantoevoer remmen als de steen teveel krijgt. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛde graantoevoer regelenɛ.' [N O, 36k; Vds 152; Jan 159; Coe 140; Grof 162; N O, 19m add.]
II-3
|