18173 |
barrevoets |
barvoets:
[sic]
berəs (L362p Opitter)
|
barrevoets [ZND 19 (1936)]
III-1-3
|
19754 |
beddenlaken |
laken:
lākə (L362p Opitter)
|
Een laken (op een bed) [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
21454 |
bedelaar |
bedelaar:
bèdelèr (L362p Opitter)
|
leurder [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
23197 |
bedevaart |
bedevaart:
bèvərt (L362p Opitter)
|
Een bedevaart. [ZND 21 (1936)]
III-3-3
|
21558 |
bedienen |
bedienen:
bedeene (L362p Opitter),
bedienen (L362p Opitter),
gerieven:
gerieven (L362p Opitter)
|
Hoe heet: iemand van de laatste Sacramenten voorzien? [ZND 32 (1939)] || Iemand in een winkel bedienen. [ZND 35 (1941)]
III-3-1, III-3-3
|
18965 |
bedriegen |
kloten:
ook materiaal Leuv. lijst 21, vr 6a plat
kloeətə (L362p Opitter),
verneuken:
ook materiaal Leuv. lijst 21, vr 6a
vernieəkə (L362p Opitter)
|
bedriegen [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18825 |
bedroefd |
droevig:
ook materiaal znd 23,33
dreevig (L362p Opitter),
triestig:
ook materiaal znd 23,33
tristig (L362p Opitter)
|
droef [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19471 |
bedsprei |
sprei:
sprei (L362p Opitter)
|
Een bedsprei met franjes [ZND 23 (1937)]
III-2-1
|
26340 |
beek |
beek:
bīǝ.k (L362p Opitter)
|
[Coe 16; Grof 30; Jan 97 add.; Jan 94 add.; Jan 92 add.; Vld]
II-3
|
33660 |
beemd |
beemd:
bamt (L362p Opitter)
|
Het begrip beemd is, getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma, vaak afgevraagd. Op grond van de informatie die de informanten bij hun antwoord gaven, springen er twee betekenissen uit van beemd. De eerste is ø̄lager gelegen, vochtig weilandø̄ en de tweede is ø̄hooiweide of hooilandø̄. Een aantal informanten vermeldt erbij dat beemd weiland is aan de Maas of aan een beek. Enkele andere bijvoegingen zijn: ø̄slechte wei met veel onkruidø̄, ø̄grasland zonder omheiningø̄, ø̄weiland met enkele bomenø̄, ø̄stuk zure grondø̄. De lage ligging wordt nogal eens als een slechte eigenschap, als minderwaardig, gewaardeerd. Sommige informanten geven aan dat een beemd iets anders is dan een broek. Mede door de diverse bijvoegingen bij de antwoorden zijn de beemd-opgaven daarom niet verwerkt in lemma 1.3.2 ɛlaaggelegen weidegrondɛ, waarin de broek-opgaven domineren. Binnen de woordtypen beemd en band/bend is niet altijd met zekerheid te zeggen of ze enkel- of meervoud zijn. Waar dit met zekerheid te zeggen is, is dit aangegeven.' [N 14, 53; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; N P, 5; JG 1a, 1b, 1c; L 19b, 2aI; L 1a-m; L 4, 40; A 10, 4; S 2, 5, 43; Wi 6; RND 20; Vld.; monogr.]
I-8
|