e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opitter

Overzicht

Gevonden: 2129

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
barrevoets barvoets: [sic]  berəs (Opitter) barrevoets [ZND 19 (1936)] III-1-3
beddenlaken laken: lākə (Opitter) Een laken (op een bed) [ZND 34 (1940)] III-2-1
bedelaar bedelaar: bèdelèr (Opitter) leurder [ZND 28 (1938)] III-3-1
bedevaart bedevaart: bèvərt (Opitter) Een bedevaart. [ZND 21 (1936)] III-3-3
bedienen bedienen: bedeene (Opitter), bedienen (Opitter), gerieven: gerieven (Opitter) Hoe heet: iemand van de laatste Sacramenten voorzien? [ZND 32 (1939)] || Iemand in een winkel bedienen. [ZND 35 (1941)] III-3-1, III-3-3
bedriegen kloten: ook materiaal Leuv. lijst 21, vr 6a plat  kloeətə (Opitter), verneuken: ook materiaal Leuv. lijst 21, vr 6a  vernieəkə (Opitter) bedriegen [ZND 01 (1922)] III-1-4
bedroefd droevig: ook materiaal znd 23,33  dreevig (Opitter), triestig: ook materiaal znd 23,33  tristig (Opitter) droef [ZND 01 (1922)] III-1-4
bedsprei sprei: sprei (Opitter) Een bedsprei met franjes [ZND 23 (1937)] III-2-1
beek beek: bīǝ.k (Opitter) [Coe 16; Grof 30; Jan 97 add.; Jan 94 add.; Jan 92 add.; Vld] II-3
beemd beemd: bamt (Opitter) Het begrip beemd is, getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma, vaak afgevraagd. Op grond van de informatie die de informanten bij hun antwoord gaven, springen er twee betekenissen uit van beemd. De eerste is ø̄lager gelegen, vochtig weilandø̄ en de tweede is ø̄hooiweide of hooilandø̄. Een aantal informanten vermeldt erbij dat beemd weiland is aan de Maas of aan een beek. Enkele andere bijvoegingen zijn: ø̄slechte wei met veel onkruidø̄, ø̄grasland zonder omheiningø̄, ø̄weiland met enkele bomenø̄, ø̄stuk zure grondø̄. De lage ligging wordt nogal eens als een slechte eigenschap, als minderwaardig, gewaardeerd. Sommige informanten geven aan dat een beemd iets anders is dan een broek. Mede door de diverse bijvoegingen bij de antwoorden zijn de beemd-opgaven daarom niet verwerkt in lemma 1.3.2 ɛlaaggelegen weidegrondɛ, waarin de broek-opgaven domineren. Binnen de woordtypen beemd en band/bend is niet altijd met zekerheid te zeggen of ze enkel- of meervoud zijn. Waar dit met zekerheid te zeggen is, is dit aangegeven.' [N 14, 53; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; N P, 5; JG 1a, 1b, 1c; L 19b, 2aI; L 1a-m; L 4, 40; A 10, 4; S 2, 5, 43; Wi 6; RND 20; Vld.; monogr.] I-8