29911 |
ringen |
ringen:
reŋǝ (L362p Opitter)
|
Het varken een ring in de neus zetten om het het wroeten te beletten. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 70, 9; N 19, 26; N 19, 26, Q 98 add.; monogr.]
I-12
|
33582 |
ringen, randen verwijderen van peulvruchten |
vijzen:
vēͅzə (L362p Opitter)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
26494 |
ringhout |
ring:
re.ŋk (L362p Opitter)
|
Het ronde hout waarop de steenkuip staat. Zie ook afb. 81. Het woorddeel ømeelŋ- is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 19b; Sche 49; Vds 145; Jan 152; Coe 133; Grof 154; A 42A, 36 add.; N D, 33 add.]
II-3
|
26615 |
ringmeel |
randmeel:
raŋk[meel] (L362p Opitter),
ringmeel:
reŋk[meel] (L362p Opitter)
|
Meel dat rondom de ligger in de steenkuip gevallen is. In l 288b verstond men onder ringmeel het meel dat rondom de stenen zat. Wanneer de stenen pas gescherpt waren en de molen opengebroken was geweest, gooide men er ringmeel over alvorens met malen te beginnen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømeelŋ het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 37e; Vds 161; Jan 166; Coe 151; Grof 179; A 42, add.; A 42A, 48 add.]
II-3
|
18103 |
ringworm |
rad van sint-catharina:
ra:d van sint katri.n (L362p Opitter)
|
Hoe heet de huidziekte in de vorm van een wiel, waartegen Sinte Catharina wordt aangeroepen ? [ZND 48 (1954)]
III-1-2
|
33478 |
rode aalbes |
rode sint-jansberen:
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4
roei sint-jansbieren (L362p Opitter)
|
rode aalbes [ZND 01 (1922)]
I-7
|
33231 |
rode biet |
kroot:
kruǝt (L362p Opitter),
rode kroot:
rūǝi̯ krūǝt (L362p Opitter)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
20655 |
rode kool |
rood moes:
roeəd moos (L362p Opitter),
roeət moos (L362p Opitter),
rūət mōs (L362p Opitter)
|
rode kool [ZND 34 (1940)] || Rode kool (als plant of gewas) [Goossens 1b (1960)], [ZND 34 (1940)]
I-7, III-2-3
|
34546 |
roep- en lokwoord voor de eend |
wiele, wiele, wiele:
wilǝ, wilǝ, wilǝ (L362p Opitter)
|
[L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.]
I-12
|
21362 |
roepen |
roepen:
rōpə (L362p Opitter)
|
roepen [ZND m]
III-3-1
|