30735 |
verflaag |
plaaster verf:
plōǝstǝr vɛrǝf (L362p Opitter)
|
Zie kaart. Uitgestreken hoeveelheid verf. [N 67, 77a; L 29, 28b; monogr.]
II-9
|
17924 |
verfrommelen |
fronselen:
fronsele (L362p Opitter)
|
(papier) frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
24614 |
vergeet-mij-nietje |
vergeet-me-nietje:
vergeit-me-nietje (L362p Opitter),
vergētmenietje (L362p Opitter)
|
vergeet-mij-nietje [ZND 40 (1942)]
III-4-3
|
19597 |
vergiet |
zij:
zi (L362p Opitter)
|
vergiet, doorslag [ZND 45 (1946)]
III-2-1
|
34657 |
vering |
amortisseurs:
amortisseurs (L362p Opitter),
vering:
vē̜reŋ (L362p Opitter)
|
Vering van het rijtuig. Onder A. bevinden zich de algemene benamingen voor de vering, onder B, C en D de specifieke soorten. De enkele veer (B) bestaat uit een hoofdblad , waarop door middel van een in het midden aangebrachte veerbout twee of meer, telkens kortere steunbladen zijn vastgeklemd. De dubbele veer (C), die meer gebruikt wordt, daarentegen bestaat uit twee hoofdbladen. De spiraalveer tenslotte (D) is een spiraalvormig opgewonden draad van staal of een ander veerkrachtig materiaal. [N 101, 16, monogr]
I-13
|
34171 |
verkeerd liggen |
verkeerd liggen:
verkeerd liggen (L362p Opitter)
|
Verkeerd liggen in de baarmoeder door een slag in de baarmoederhals, gezegd van het kalf. [N 3A, 49]
I-11
|
18002 |
verkleumd |
stijf:
stief (L362p Opitter)
|
hij was gans verkleumd van de kou [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|
18074 |
verkouden |
verkoud:
ich ben verkauijtj (L362p Opitter),
ig ben verkautj (L362p Opitter)
|
ik ben verkouden [ZND 34 (1940)] || Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
kou:
pak mar geine kâû (L362p Opitter)
|
ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
21393 |
verliezen |
verliezen:
vərlĕzə (L362p Opitter)
|
Verliezen. [ZND m]
III-3-2
|