e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L415p plaats=Opoeteren

Overzicht

Gevonden: 3008
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dragen dragen: draagə (Opoeteren), dragen (Opoeteren) dragen [ZND 25 (1937)], [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
draven draven: drāvǝ (Opoeteren) In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d] I-9
dreef dreef: dreeft (Opoeteren) een lange dreef [ZND 23 (1937)] III-3-1
drenzen grijnzen: grinse (Opoeteren), Jòngke, sjei toch in ût möt det grinse (of det gegrinsde kri-gs di-jn gòsting toch neet Samenstellingen: grinskluut,grinserd, grinslap, grinsi-jzer  grinse (Opoeteren) grienen, drenzen || huilerig zeuren III-1-4
driehoekige eg driekantige [eg]: dri ̞i̯kɛ.njtjegǝ (Opoeteren) De houten, later ijzeren, driehoekige eg, zoals voorgesteld door de afb. 51, 52 en 56. Voor welk werk de driehoekige eg gebruikt werd, is hier niet aangegeven. Daarvoor zie men de lemmata ''zaadeg''en ''onkruideg''. In de woordtypen van dit lemma vertegenwoordigt het lid drie ook dialectvarianten van het type drij. Voor het woord(deel) ''eg'' resp. ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a; A 13, 16b add.; N 11, 70 + 72 add.; N J, 10 add.; div.; monogr.] I-2
driekleurig viooltje viooltje: vijuul, dim, vejiêlke (Opoeteren) viool III-4-3
driekoningen driekoningen: drie kieninge (Opoeteren) 6 januari, Driekoningen [Dreikeunige, Koningen, dortiendach]. [N 96C (1989)] III-3-3
drievuldigheidszondag drievuldigheidszondag: drievuldigheidszonnig (Opoeteren) De eerste zondag na Pinksteren, het feest van de H. Drieëenheid of Drievuldig-heid, Drievuldigheidszondag. [N 96C (1989)] III-3-3
driftig kwaad: kāōet (Opoeteren), lastig: lestig (Opoeteren), lelijk: leeəlik (Opoeteren) driftig [ZND 23 (1937)] III-1-4
dringen dringen: dreŋə (Opoeteren), drênge (Opoeteren) dringen [ZND A1 (1940sq)] || niet dringen ! [ZND 33 (1940)] III-1-2