e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L415p plaats=Opoeteren

Overzicht

Gevonden: 3008
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eikel eikel: eikel (Opoeteren), ejkəl (Opoeteren), ɛi̯kəls (Opoeteren), -  eikele (Opoeteren) eikel [ZND 34 (1940)] || eikels [RND] || eikels zoeken [ZND 20 (1936)] III-4-3
ekster egerst: ègerst (Opoeteren) ekster III-4-1
eksteroog egerstenoog: ègersteuieg (Opoeteren), eksteroog: eksteroug (Opoeteren) eksteroog (op de tenen, fr. cor) [ZND 19 (1936)] III-1-2
elastiek elastiek: elǝstek (Opoeteren), ēlǝstęk (Opoeteren) Band- of koordvormig stuk gummi. Elastiek komt voor als enkele draad of als gevlochten of geweven band, in verschillende breedten, en het kent vele toepassingen. [N 59, 42; N 62, 61; L 34, 86; MW; monogr.] II-7
elders, ergens anders ergens anders: Viêrtaan zulle vèè op ein ander (plaats) goan.  örges anders (Opoeteren), op een ander: op ein ander (Opoeteren), Bep. van plaats; voor personen: einen andere.  op ein ander (Opoeteren) elders, ergens anders III-4-4
elektriciteit elektriek: ēͅləntreͅk (Opoeteren), illetrik (Opoeteren) electriciteit [ZND 34 (1940)] III-2-1
elektrische tram elektrieken tram: elentreken tram (Opoeteren), eletrike tram (Opoeteren), elektriekse tram: illetrikse tram (Opoeteren) Een electrische tram. [ZND 34 (1940)] III-3-1
elkaar in de staart bijten staartbijten: startbītǝ (Opoeteren) Gezegd van de biggen. [N 76, 30] I-12
ellende (lijden) ellendigheid: Hè zit in d⁄ellennigheid (Opoeteren, ... ), Ik ben krank van ellenigheid (Opoeteren), kranksel: krènksel (Opoeteren), malheur (fr.): doorgaans in het mv. en vergezeld door "make": dèè vent kan zuu koad wère, detter waal ins melère zuiw könne make (of mdoon) es het hèèm te erg weerd  meleer (Opoeteren), miserie: Hè zit in de miserie (Opoeteren), Hè zit in ne mezerie (Opoeteren), Hŋ zit in də məzerie (Opoeteren), Ich ben krank van məzerie (Opoeteren) Hij zit in de ellende. [ZND 35 (1941)] || iemand die (of een toestand die) een bron van ergernis is || Ik ben ziek van ellende. [ZND 35 (1941)] || ongeluk III-1-4
ellendig ellendig: Ik ben zoo ellennig (Opoeteren), miserabel: Ik ben zoo mizerabel (Opoeteren), onnozel: Ich ben zoo onnieezel (Opoeteren), Ik ben zoo onniezel (Opoeteren) Ik ben ziek van ellende. [ZND 35 (1941)] III-1-4