e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L415p plaats=Opoeteren

Overzicht

Gevonden: 3008
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grote hoeveelheid, hoop hoop: einen huip (Opoeteren), vracht: vraxt (Opoeteren) grote hoeveelheid || onbepaalde grote hoeveelheid (vracht) [ZND A1 (1940sq)] III-4-4
grove stem grove stem: ein grao[e}f stɛm (Opoeteren) grove stem [ZND 24 (1937)] III-3-1
guit pagadder: In de oorspronkelijke Sp. bet. betaalmeester, maar op onze dagen wordt het woord vooral gebruikt voor een klein kind. Ich waas doon nog zuu eine pagadder van ein paar jaar aud  pagadder (Opoeteren) snaak, guit, kwajongen III-1-4
guit, schalk slimmerik: slimmerik (Opoeteren), snaak: snaak (Opoeteren) guit (grappenmaker) [ZND 01 (1922)] III-1-4
gulden gulden: gelj⁄ə (Opoeteren), gelle (Opoeteren), gëlje (Opoeteren), ənə gelə (Opoeteren) een gulden [ZND A1 (1940sq)] || gulden [ZND 35 (1941)] III-3-1
gulden mis gulden mis: de gëlle mess (Opoeteren), də gel⁄ə (Opoeteren), guldenmes (Opoeteren), uitspraak als elle est  de gelle mes (Opoeteren) De mis op quatertemperwoensdag van de Advent, guldenmis, noodmis [julde maes]. [N 96C (1989)] || Gulden mis (op Quatertemper woensdag in de advent). [ZND 35 (1941)] III-3-3
gunnen gunnen: gonnen (Opoeteren, ... ) Ge moet hem dat geluk gunnen [ZND 24 (1937)] || Ik zal u ook iets gunnen [ZND 24 (1937)] III-1-4
guur, kil en schraal weer kil (weer): keel (Opoeteren), (ook in fig. zin gebruikt).  keel (Opoeteren), ei kiilig weer. tis keel  keel (Opoeteren), killig (weer): killig weêr (Opoeteren), ei kiilig weer. tis keel  killig (Opoeteren), LET OP: de paginering van deel 2 (Ned.-Brees).  killig (Opoeteren) guur, kil || kil [ZND 27 (1938)] || kil weer [ZND 27 (1938)] III-4-4
haag heg: hęx (Opoeteren) Omheining van levend hout ter afpaling van een erf of een stuk land. Men kent verschillende soorten hagen onder andere beukenhaag, elzenhaag, ligusterhaag, meidoornhaag, taxushaag en vlierhaag. [N 14, 62; RND 20; Wi 9; S 13, add.; Vld.; A 25, 4a; L 1a-m; L B2, 279; JG 1b, add.; L 32, 45; monogr.] I-8
haagappel varkensbeer: zie ook ZND01, a-m en u 79, apart ingevoerd  verkesbieəren (Opoeteren) haagappel, kleine steenvrucht vd haag- of meidoorn [ZND 24 (1937)] III-4-3