e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opoeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hor vliegendraad: vlēgədrōͅt (Opoeteren), vlēgəndrāt (Opoeteren), vliegendraad (Opoeteren) een scherm van groenen metaaldraad, dat voor de open ramen wordt geplaatst om vliegen, enz. buiten te houden [ZND 35 (1941)] III-2-1
horloge horloge: ein goûwe herlogie (Opoeteren), [gerluezi] (volk)  horlūəž (Opoeteren) een gouden horloge [ZND 27 (1938)] || horloge [ZND m] III-1-3
houden houden: ha.uə (Opoeteren) houden [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
houden van gaarne zien: gaer zeen (Opoeteren), geèr zeën (Opoeteren), gèr: Franse è  ich zeen dich gèr (Opoeteren), gek zijn op: gek op eeme zeën (Opoeteren), houden van: van èmə hauwə (Opoeteren), liefhebben: emĕ leefhebben (Opoeteren), liefste (zn.): leefste (Opoeteren) Iemand liefhebben, gaarne zien, v. iem. houden [ZND 30 (1939)] III-3-1
houten raamwerk jok: juǝk (Opoeteren), juk: jøk (Opoeteren) Toestel van stokken vervaardigd dat men sommige dieren b.v. varkens om de hals doet om ze te beletten door hagen te breken. [L 36, 29; monogr.] I-12
houtlijm houtlijm: hø̜jtlīǝm (Opoeteren) In het algemeen de lijm waarmee houten delen met elkaar verbonden worden. Aanvankelijk moesten de ingrediënten van de houtlijm door de timmerman zelf worden vermengd en verwarmd. Later kwamen er soorten die met water aangemaakt konden worden. Als bestanddelen werden onder meer visafval en beenderen gebruikt. Houtlijm die verwarmd moest worden, werd in de vorm van platen en korrels verkocht. Zie ook afb. 150. [L 30, 26a; N 54, 1b-i; monogr.] II-12
houtrong bok: bok (Opoeteren) Werd vooraan op de hoogkar geplaatst wanneer men hout wilde vervoeren. De houtrong bestaat uit een rongblok, twee rongstokken en een raam. De twee rongstokken bevinden zich aan weerszijden van het rongblok; het rechthoekig of trapeziumvormig raam staat in het midden op het rongblok. Dit raam beschermt het paard tegen de druk van de lading, terwijl de rongen de lading op haar plaats houden. Hoewel bij heel wat opgaven een betekenisaanduiding gegeven wordt, is het vaak onduidelijk of twijfelachtig wat er precies bedoeld wordt, omdat sommige woordtypen zowel als benaming voor "houtrong in zijn geheel" als voor "rongblok" en "raam" voorkomen. Toch is hier gekozen voor een vierdeling van het lemma: de opgaven waarbij geen betekenisindicatie gegeven werd, zijn vooraan geplaatst; de opgaven waarbij die indicatie er wel was, zijn naargelang de betekenis ondergebracht onder A. de houtrong in zijn geheel, B. het rongblok of C. het raam. [N 17, 7a-b + 40 + add; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2c] I-13
houtskool amert: oamert (Opoeteren) smeulende houtskool in een houtvuur III-2-1
houtspaander flimp: flimp (Opoeteren), vlimp (Opoeteren), snip: snip (Opoeteren) een dun stokje waarmee men de pijp of sigaar mee kan aansteken || houtspaandertje dat men even in het vuur hield om er o.a. een pijp mee aan te steken III-2-1
houtsplinter splinter: splentjǝr (Opoeteren) Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.] II-12