19675 |
hor |
vliegendraad:
vlēgədrōͅt (L415p Opoeteren),
vlēgəndrāt (L415p Opoeteren),
vliegendraad (L415p Opoeteren)
|
een scherm van groenen metaaldraad, dat voor de open ramen wordt geplaatst om vliegen, enz. buiten te houden [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
18233 |
horloge |
horloge:
ein goûwe herlogie (L415p Opoeteren),
[gerluezi] (volk)
horlūəž (L415p Opoeteren)
|
een gouden horloge [ZND 27 (1938)] || horloge [ZND m]
III-1-3
|
17812 |
houden |
houden:
ha.uə (L415p Opoeteren)
|
houden [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
21459 |
houden van |
gaarne zien:
gaer zeen (L415p Opoeteren),
geèr zeën (L415p Opoeteren),
gèr: Franse è
ich zeen dich gèr (L415p Opoeteren),
gek zijn op:
gek op eeme zeën (L415p Opoeteren),
houden van:
van èmə hauwə (L415p Opoeteren),
liefhebben:
emĕ leefhebben (L415p Opoeteren),
liefste (zn.):
leefste (L415p Opoeteren)
|
Iemand liefhebben, gaarne zien, v. iem. houden [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
34375 |
houten raamwerk |
jok:
juǝk (L415p Opoeteren),
juk:
jøk (L415p Opoeteren)
|
Toestel van stokken vervaardigd dat men sommige dieren b.v. varkens om de hals doet om ze te beletten door hagen te breken. [L 36, 29; monogr.]
I-12
|
32083 |
houtlijm |
houtlijm:
hø̜jtlīǝm (L415p Opoeteren)
|
In het algemeen de lijm waarmee houten delen met elkaar verbonden worden. Aanvankelijk moesten de ingrediënten van de houtlijm door de timmerman zelf worden vermengd en verwarmd. Later kwamen er soorten die met water aangemaakt konden worden. Als bestanddelen werden onder meer visafval en beenderen gebruikt. Houtlijm die verwarmd moest worden, werd in de vorm van platen en korrels verkocht. Zie ook afb. 150. [L 30, 26a; N 54, 1b-i; monogr.]
II-12
|
34595 |
houtrong |
bok:
bok (L415p Opoeteren)
|
Werd vooraan op de hoogkar geplaatst wanneer men hout wilde vervoeren. De houtrong bestaat uit een rongblok, twee rongstokken en een raam. De twee rongstokken bevinden zich aan weerszijden van het rongblok; het rechthoekig of trapeziumvormig raam staat in het midden op het rongblok. Dit raam beschermt het paard tegen de druk van de lading, terwijl de rongen de lading op haar plaats houden. Hoewel bij heel wat opgaven een betekenisaanduiding gegeven wordt, is het vaak onduidelijk of twijfelachtig wat er precies bedoeld wordt, omdat sommige woordtypen zowel als benaming voor "houtrong in zijn geheel" als voor "rongblok" en "raam" voorkomen. Toch is hier gekozen voor een vierdeling van het lemma: de opgaven waarbij geen betekenisindicatie gegeven werd, zijn vooraan geplaatst; de opgaven waarbij die indicatie er wel was, zijn naargelang de betekenis ondergebracht onder A. de houtrong in zijn geheel, B. het rongblok of C. het raam. [N 17, 7a-b + 40 + add; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2c]
I-13
|
19629 |
houtskool |
amert:
oamert (L415p Opoeteren)
|
smeulende houtskool in een houtvuur
III-2-1
|
19476 |
houtspaander |
flimp:
flimp (L415p Opoeteren),
vlimp (L415p Opoeteren),
snip:
snip (L415p Opoeteren)
|
een dun stokje waarmee men de pijp of sigaar mee kan aansteken || houtspaandertje dat men even in het vuur hield om er o.a. een pijp mee aan te steken
III-2-1
|
31803 |
houtsplinter |
splinter:
splentjǝr (L415p Opoeteren)
|
Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.]
II-12
|