33781 |
keel |
keel:
kē̜.l (L415p Opoeteren)
|
Zie afbeelding 2.16. [JG 1a, 1b; N 8, 29]
I-9
|
17628 |
keel, strot |
keel:
kēͅl (L415p Opoeteren)
|
een keel [ZND A1 (1940sq)]
III-1-1
|
18070 |
keelpijn |
keelpijn:
kɛ.lpin (L415p Opoeteren)
|
keelpijn [RND]
III-1-2
|
32739 |
keerstrook, wendakker |
voordel:
vīǝ.rǝl (L415p Opoeteren),
voorling:
vīǝ.rleŋ (L415p Opoeteren)
|
Een keerstrook of wendakker is de strook grond aan het uiteinde van een akker waar de ploeg gekeerd wordt. Deze strook ligt dwars op de voren van het groot geploegd middendeel. Als men aan het voor- en achtereinde van de akker niet op een belendend perceel of op een (veld)weg kan keren, heeft men twee keerstroken nodig. De keerstrook werd oorspronkelijk onbebouwd gelaten, later werd ook zij geploegd. Een aantal benamingen kunnen ook gebruikt worden voor een strook grond in het algemeen; soms wordt er op gewezen dat men via de keerstrook toegang tot het perceel heeft. De strook is breder dan normaal als zij in de lengterichting aan een afrastering of haag grenst. [N 11, 50a; N 11A, 125b; JG 1a + 1b + 1c; JG 2b + 2c; A 18, 2; A 33, 3 + 4 + 5; L B2, 246; L 34, 47; monogr.]
I-1
|
19926 |
keffen |
kaffen:
kaffen (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren),
keffen:
keffen (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren)
|
keffen [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
22418 |
kegelen |
kegelen:
keigele (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren)
|
Zij zijn aan het kegelen. [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
22789 |
kegels (mv.) |
kegels:
kejgels (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren),
mɛtə kɛ.igəls wə.rtər ne.tmi.ə chəspɛ.lṭj (L415p Opoeteren)
|
Er zijn negen kegels. [ZND 36 (1941)] || met de kegels wordt er niet meer gespeeld [RND]
III-3-2
|
19664 |
kelder |
kelder:
kalder (L415p Opoeteren),
kaldər (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren),
Ki-jk dèè hèèt ziêker water inne kalder: zijn broekspijpen zijn te kort
kalder (L415p Opoeteren),
keller:
kaller (L415p Opoeteren)
|
kelder [RND], [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|
23293 |
kelk |
kelk:
ənə kelək (L415p Opoeteren)
|
Een kelk. [ZND A1 (1940sq)]
III-3-3
|
23545 |
kelkdoekje |
kelkdoekje:
kelkdeekske (L415p Opoeteren)
|
Het kelkdoekje [kelkduukske, -deukske, kelchduchsje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|