e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opoeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kneu heiknijper: heikn-jper (Opoeteren) kneu III-4-1
kneuzen blutsen: blaitsen (Opoeteren), bletsen (Opoeteren) blutsen, kneuzen (van appelen): de appelen niet blutsen [ZND 21 (1936)] III-2-3
knie knie: kni-j (Opoeteren), knie (Opoeteren, ... ), knɛ.ij (Opoeteren) knie [RND], [ZND 28 (1938)] III-1-1
knieholte hees: hiejse (Opoeteren), hiès (Opoeteren), RK -> knieholte, misleidende vraag (plooi van de dij).  hīəs (Opoeteren) de lies (plooi van de dij) [ZND 30 (1939)] || hoe heet men de knieboog, d.w.z. de plooi achter in het been op de hoogte van de knie ? [ZND 36 (1941)] III-1-1
knielbankje knielbankje: knielbenkske (Opoeteren) Het knielbankje van de kerkbank. [N 96A (1989)] III-3-3
knielen knielen: kniele (Opoeteren) Knielen, een kniebuiging maken [kniele, kneele, kneije?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kniezen grommelen: grommelen (Opoeteren), grŏmelen (Opoeteren), knorren: knoͅrrə (Opoeteren) Hij is altijd aan t kniezen (ontevreden, morren). [ZND 28 (1938)] III-1-4
knijpen pitsen: pitse (Opoeteren, ... ), pitsen (Opoeteren), pitsə (Opoeteren, ... ) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] || iemand in de arm nijpen [ZND 34 (1940)] III-1-2
knipogen een oogje knippen: n eigske knippen (Opoeteren, ... ), ən eigskə knippə (Opoeteren) knipogen (een oog dichtdoen als teken van verstandhouding) [ZND 28 (1938)] III-1-1
knoeien, morsen, bevuilen beknoeien: beknoeəjen (Opoeteren), besmodderen: besmödderen (Opoeteren), bratselen: bratsele (Opoeteren), knoeien: knuje (Opoeteren) bevuilen [ZND 32 (1939)] || morsen, bevuilen III-4-4