e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opoeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mannelijk schaap bok: bok (Opoeteren), bōk (Opoeteren) Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.] I-12
mannelijke duif hoorn: hoeren (Opoeteren), hū.(i)ərə (Opoeteren) Doffer. [Goossens 1b (1960)] || Duif, mannelijk. [ZND 39 (1942)] III-3-2
mannelijke eend weender: wiǝnjǝr (Opoeteren), wīǝ.nǝr (Opoeteren), weer: wīǝr (Opoeteren), wiender: wi‧ənjər (Opoeteren), wier: wi:ər (Opoeteren) [GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.]woerd, mannetjeseend [ZND 01 (1922)] I-12, III-4-1
mannelijke gans haan: hān (Opoeteren), mannetje: mɛnkǝ (Opoeteren) [A 6, 5a; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 59; L 14, 20; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
mannelijke geit bok: bok (Opoeteren), boq (Opoeteren), bø̜k (Opoeteren) [N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
mannelijke hond, reu rekel: rēͅkəl (Opoeteren) reu [Goossens 1b (1960)] III-2-1
mannelijke kat, kater kater: kater (Opoeteren), kā.tər (Opoeteren), kātər (Opoeteren) kater [Goossens 1b (1960)], [ZND A1 (1940sq)] || mannelijke kat [ZND 27 (1938)] III-2-1
mannenkant mansluikant: mansliekant (Opoeteren) De linkerhelft van de kerk, het gedeelte links van het middenpad, dat bestemd was voor de mannen [evangeliekant, mannenkant, mansluikant, kerelskant?]. [N 96A (1989)] III-3-3
maria-altaar onze-lieve-vrouwaltaar: eslevrouwaltaor (Opoeteren) Het (zij)altaar dat toegewijd is aan O.L. Vrouw en waarop of waarboven haar beeltenis prijkt [Maria-altaar]. [N 96A (1989)] III-3-3
maria-hemelvaart lieve-vrouwedag: levrouwendag (Opoeteren) 15 augustus, Maria Hemelvaart [O.L. Vrouw Kruidwis, eerste Lievevrouw(endag), Hoge Lievevrouw, Vroege Lievevrouw, O.L. Vrouw kroedwien]. [N 96C (1989)] III-3-3