18237 |
oorring |
oorbel:
ei paar oerbellen (L415p Opoeteren),
oerbellen (L415p Opoeteren)
|
een paar oorringen [ZND 40 (1942)]
III-1-3
|
17873 |
oorveeg |
oorveeg:
uurvieg (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren)
|
hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|
19409 |
oorvormig handvat |
oortje:
iêrke (L415p Opoeteren),
De moos det porseleine zjetsje möt het iêrke vastpakke
iêrke (L415p Opoeteren)
|
een handvat || een handvatje
III-2-1
|
24361 |
oorworm |
oorworm:
uurwörm (L415p Opoeteren),
fon. var. van "oorworm"niet overgenomen
oorworm (L415p Opoeteren)
|
oorworm [ZND 34 (1940)]
III-4-2
|
24868 |
oot |
evie:
een lichte, zwarte haver die verbouwd werd als consumptiehaver
e:vi: (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren),
zwaaigras:
-
zwa:jgra:s (L415p Opoeteren)
|
evene [ZND 49 (1958)] || oot [wilde haver] [ZND 49 (1958)]
III-4-3
|
33293 |
oot, wilde haver |
evie:
ēvi (L415p Opoeteren),
zwaaigras:
zwāi̯grās (L415p Opoeteren)
|
Avena fatua L. Een vrij algemeen voorkomend lastig onkruid op bouwland, in korenvelden en wegbermen, dat er haverachtig uitziet met een wijde, pluimvormige aar. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 60 tot 120 cm. Vergelijk lemma Evene in WLD.I, afl. 4. [A 30, 2; A 60A, 81; L 49, 2; monogr.; add. uit JG 1a, 1b]
I-5
|
23198 |
op bedevaart gaan |
bedevaart gaan:
beivert gaon (L415p Opoeteren),
vè gaôen baivert (L415p Opoeteren),
een bedevaart doen:
vè goan ein beivaart doon (L415p Opoeteren)
|
Een bedevaart doen, op bedevaart gaan [beewegen, beevaarden, bèèverte]. [N 96C (1989)] || We gaan een bedevaart doen. [ZND 21 (1936)]
III-3-3
|
17935 |
op de loop gaan |
op de loop gaan:
op pe luip gaon (L415p Opoeteren),
ope lijp gaon (L415p Opoeteren),
oppe ly(3)̄ep goān (L415p Opoeteren),
opə lejp gy(3)̄n (L415p Opoeteren)
|
op de loop gaan [ZND 30 (1939)]
III-1-2
|
32922 |
op heukelingen zetten, zwelen |
heukelen:
hī.kǝlǝ (L415p Opoeteren)
|
Het bijeenwerken van de langwerpige heuveltjes tot de kleinste soort hopen: heukelingen of heukels. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de heukeling, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''heukeling''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''heukeling''. In dit en in de volgende lemma''s komen het woordtype opper en de afleidingen daarvan, zoals opperen, voor. Het type kent een achttal mogelijke typevarianten die onderling geen voorkeursvolgorde hebben: opper, upper, oppel, uppel, hopper, hupper, hoppel, huppel. In dit en in de volgende lemma''s zijn de vormen met en zonder begin-h als aparte woordtypen behandeld; de andere vormen staan steeds in dezelfde volgorde. De kaarten 39, 41 en 43, respectievelijk "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 40, 42 en 44: "heukeling", "hoop" en "opper". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 103; JG 1a, 1a, 1c; monogr.]
I-3
|
33851 |
op hol slaan |
op (de) loop gaan:
ǫp ǝ lęi̯.p ˲gōǝ.n (L415p Opoeteren)
|
Aan het hollen gaan, niet meer aan het commando gehoorzamen. [JG 1a, 1b; N 8, 81f]
I-9
|