e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opoeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
peetoom pee: verkorte vorm van piêtere  piê (Opoeteren), peter: pieter (Opoeteren, ... ), peteren: pi.ətərə (Opoeteren), pi:trə (Opoeteren), zie piê  piêtere (Opoeteren) (doop)peter || de peter [de paat] [N 96D (1989)] || dooppeter || peter (doopvader) [ZND 05 (1924)] III-2-2
peettante peet: pet (Opoeteren, ... ), pɛ:ət (Opoeteren), pɛjt (Opoeteren), peetje: pèètsje (Opoeteren), verklw. syn van pèètsje  pèteke (Opoeteren) de meter [joaën] [N 96D (1989)] || doopmeter || meter (doopmoeder) [ZND 05 (1924)] III-2-2
peilmerk peil: pęjl (Opoeteren), peiler: pęjlǝr (Opoeteren) Een van overheidswege aangebracht merkteken in de vorm van een nagel, bout (l 371) of ingemetselde steen (l 368) waarmee het hoogst toelaatbare waterpeil wordt aangegeven. Volgens Coenen (pag. 52) gold het systeem van de peilnagel niet in Nederland. Men kende daar wel een schaallat waarop men steeds het peil kon aflezen. [Vds 54; Jan 54; Coe 40; Grof 70] II-3
pek pek: pęǝk (Opoeteren), pę̄k (Opoeteren) De kleverige, zwarte massa die de schoenmaker gebruikt om een draad mee in te smeren. [N 60, 197b; N 36, 44; L 40, 38] II-10
pekdraad pekdraad: pɛkdrǫwt (Opoeteren), pikdraad: pekdrǭt (Opoeteren) De draad die men maakt door hennepvezels in elkaar te draaien en met pek in te smeren. [N 60, 195a; N 60, 238a; N 36, 44; L 40, 39] II-10
penis van de stier schacht: šaxt (Opoeteren) Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b] I-11
penitentie penitentie (<lat.): pĕnĕtensie (Opoeteren) Penitentie. [N 96D (1989)] III-3-3
pennenhouder pennenstok: pennestok (Opoeteren, ... ) pennenhouder [ZND 40 (1942)] III-3-1
pepermunt menta: mentake: pepermuntje  menta (Opoeteren) pepermunt III-2-3
persoon met een lastig karakter ambetanterik: sjei toch ins ût möt dat stòm gedoons, liêliken ambetanterik deste bö  ambetanterik (Opoeteren), geen gemakkelijke: de geine gemekkelike (Opoeteren), lastige, een -: hèe is eine lestige (Opoeteren), warse sakker: Eine wèèrse sakker Fr. sacre  wèèrse sakker (Opoeteren) Hij is niet gemakkelijk, ... niet mak (een lastig karakter). [ZND 38 (1942)] || lastigaard || lastige persoon III-1-4