e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opoeteren

Overzicht

Gevonden: 3008
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blauwe reiger, reiger reiger: reiger (Opoeteren) reiger [ZND 41 (1943)] III-4-1
bleek bleek: bleiək gezicht (Opoeteren), hè is zoe blijek (Opoeteren), hè is zoo bleik (Opoeteren), wit: wit gezicht (Opoeteren) hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)] || hij is zo bleek [ZND 21 (1936)] III-1-2
blij blij: ze woare zuu bli-j es körmesvugels bli-jer (comaratief), bli-jdste (superlatief)  bli-j (Opoeteren) opgewekt III-1-4
blijven wachten blijven: blieven (Opoeteren) blijven [ZND 25 (1937)] III-4-4
bliksemen bliksemen: heit bliksemt (Opoeteren, ... ), het bliksemt (Opoeteren, ... ), weerlichten: het wèerleechtj (Opoeteren, ... ) bliksemen [ZND 21 (1936)] || het bliksemt [ZND 01 (1922)] III-4-4
blind blind: blen`t (Opoeteren) blind [ZND A1 (1940sq)] III-1-1
blinken, glimmen, glanzen blinken: bleŋkə (Opoeteren) blinken [ZND A1 (1940sq)] III-4-4
bloed bloed: blot (Opoeteren) bloed [ZND A2 (1940sq)] III-1-1
bloeden bloeden: blojə (Opoeteren) bloeden [ZND A2 (1940sq)] III-1-2
bloedworst bloedworst: bloodworst (Opoeteren), blōtworst (Opoeteren) bloedworst [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)] III-2-3