24279 |
winterkoninkje |
winterkoninkje:
wenterkieningske (L415p Opoeteren),
wi-jntsjerkiêningske (L415p Opoeteren)
|
winterkoninkje [ZND 34 (1940)]
III-4-1
|
33238 |
winterwortelen |
poten:
puǝtǝ (L415p Opoeteren),
pűǝtǝ (L415p Opoeteren)
|
Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.]
I-5
|
33779 |
wisselen van de tanden |
wisselen:
wesǝlǝ (L415p Opoeteren)
|
Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19]
I-9
|
18290 |
wit halsboordje |
bandje:
bêndje (L415p Opoeteren)
|
wit halsboordje (fr. faux-col) [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
33772 |
wit stervormig vlekje op het voorhoofd |
plek:
plɛk (L415p Opoeteren)
|
Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27]
I-9
|
34538 |
wit van het ei |
wit:
wet (L415p Opoeteren)
|
[JG 1b, 1c; monogr.]
I-12
|
23669 |
witte donderdag |
witte donderdag:
witten donnĕrig (L415p Opoeteren)
|
De donderdag in de week vóór Pasen, Witte Donderdag [jreune dónnesjtiech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20654 |
witte kool |
kabots:
kebûts (L415p Opoeteren),
kəbotsə (L415p Opoeteren),
kabuits:
Verkorting voor kebûtsekiêl Eng. cabbage
kebûts (L415p Opoeteren),
wit moes:
wet mōs (L415p Opoeteren),
wit moos (L415p Opoeteren)
|
[Goossens 1b (1960)]een witte kabuis(kool) [ZND 36 (1941)] || witte kool
I-7, III-2-3
|
24280 |
witte kwikstaart |
koeheerdje:
koeairke (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren),
kwikstaartje:
kwikstertje (L415p Opoeteren, ...
L415p Opoeteren)
|
kwikstaart [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)]
III-4-1
|
20620 |
wittebrood |
mik:
Van bruud weerd men gruut/ en van mik weerd men dik
mik (L415p Opoeteren)
|
witbrood
III-2-3
|